
Dat vindt Harald Benink, hoogleraar Banking & Finance aan de Universiteit van Tilburg. "Zoals we weten waren er de afgelopen tijd onderhandelingen met private investeerders. Maar het lijkt erop dat die toch te veel de krenten uit de pap wilden hebben, namelijk de gezonde delen van de bank en verzekeraar. En dat het commerciële vastgoed, waar de verliezen liggen, te veel richting de Nederlandse overheid zou gaan."
"Dat zou een soort asymmetrische deal zijn geweest. Nu heeft de overheid alles in handen: de goede risico’s maar ook de slechte risico’s. Zo kan ze op basis daarvan proberen het commercieel vastgoed de komende vijf tot tien jaar gelijdelijk af te stoten. En wellicht tegen betere prijzen dan op dit moment in de crisis mogelijk is", zegt Benink.
Verbijsterd
Anders dan Benink is Jan-Maarten Slagter, directeur van de VEB, woest over de nationalisatie van SNS. “We zijn verbijsterd. Dit is voor het eerst sinds de Russische staatsspoorwegen dat Nederlandse beleggers op deze manier volledig worden onteigend en alles kwijtraken. Wij hebben ernstige vragen bij of dit nu nodig was of het proportioneel is, en we kijken nu naar onze juridische positie.”
En daar heeft Benink op zijn beurt alle begrip voor. "Dit is inderdaad mogelijk gemaakt door de interventiewet. Jan-Maarten Slagter heeft het ook terecht over de vraag of het proportioneel is. Wat we niet moeten vergeten, en daar doelt die interventiewet op, is dat als de Nederlandse overheid vandaag niet had ingegrepen SNS dit niet had overleefd en was het waarschijnlijk failliet gegaan.”
Private partijen
“Dat kijken naar private partijen is natuurlijk al een tijdje aan de gang", erkent Benink. "Op een bepaald moment krijg je natuurlijk ook dat de onderhandelingspositie van de overheid als deadline nadert, gewoon slechter wordt. Het leek erop dat er gewoon niet een goede deal uit zou komen. Dan kun je maar beter alles naar je toe trekken. En dat is waar die interventiewet op doelt."
Achtergestelde obligatiehouders moeten bloeden, maar de gewone aandeelhouders blijven buiten schot, tot onvrede van macro-econoom Kees de Kort: “De achtergestelde obligatiehouders bestaan niet meer, zo hoort het ook. Maar opnieuw, voor de zoveelste keer, ontspringen de gewone obligatiehouders de dans. Onder het motto dat het voor de financiële sector te slecht zou zijn als bekend wordt dat in Nederland de gewone obligatiebezitters ook moeten bijdragen aan de redding van een organisatie waar zij geld aan beschikbaar hebben gesteld.”
Internationaal
“Dat is inderdaad de internationale discussie. Daar willen we ook naar toe", reageert Benink. "Er wordt ook in Europees verband gesproken over een deal waardoor de gewone obligatiehouders bij reddingsoperaties verliezen zullen moeten nemen. Maar tot nu toe was het steeds zo dat de gewone obligatiehouders geld bij de bank hebben uitgezet tegen een relatief lage rente, omdat ze dachten: de overheid komt wel te hulp. Dat is het bekende verhaal van de impliciete garanties. Een grote bank mag niet failliet gaan. Terwijl de houders van de achtergestelde leningen de afgelopen jaren in de meeste gevallen wel degelijk en duidelijk een hogere rente hebben gekregen dan de gewone obligatiehouders."
Bij SNS Reaal kon dat oplopen tot wel 11 procent, legt hij uit. "Maar als je 11 procent rente krijgt, kun je natuurlijk niet het punt maken dat je niet wist dat er risico's aan verbonden waren."