ABN AMRO bestuurslid Johan van Hall over duurzaamheid: ‘Klaar voor de volgende stap’

Het thema duurzaamheid zingt al langer rond in de bestuurskamers van ABN AMRO. Zo maakt de bank gebruik van bodemenergie voor de datacenters. Hiermee realiseren zij een energiereductie van 3 gigawatt per jaar en een waterbesparing van 21 miljoen liter per jaar. Ook heeft ABN AMRO geïnvesteerd in het verduurzamen van de gebouwen en zijn onder meer alle kranen aangepast om waterverspilling tegen te gaan.  

Niet alleen op het gebied van energie besteedt ABN AMRO aandacht aan het thema duurzaamheid. Zo noemt bestuurslid Johan van Hall het nest voor slechtvalken dat wordt verzorgd door medewerkers van ABN AMRO en de bijenkasten op het gebouw. ‘Door hier aandacht aan te besteden, dragen wij bij aan de leefbaarheid in de stad, zo legt Van Hall uit.  

ABN AMRO heeft voor de GreenQuest twee duurzaamheidsdoelstellingen geformuleerd. Johan van Hall: ‘Het hoofdkantoor van ABN AMRO was het eerste bestaande gebouw in Nederland van deze omvang met een ‘LEED gold’ certificaat op het gebied van duurzaamheid. Wij willen dit nu naar de volgende fase brengen.’

De bank wil niet alleen verder aan de slag met het hoofdkantoor, maar ook met andere kantoren in Nederland. ‘Wij willen een co2 neutraal en energie gevend bankkantoor realiseren. Daarvoor hebben we als pilot kantoor Alkmaar uitgekozen om dit te realiseren. Het kantoor is een middelgroot kantoor en staat model voor veel van onze andere kantoren in Nederland’, zo stelt Van Hall.  

Volgens Van Hall ligt de grootste uitdaging niet op het gebied van techniek, maar vooral bij de houding van de medewerkers. Van Hall noemt als voorbeeld het ‘afval scheiden’. ‘Thuis vinden we dit vaak al een uitdaging. Maar hoe krijgen we het op werk ook tussen onze oren dat afval geen afval is, maar een grondstof?’ vraagt Van Hall zich af.    

Het bestuurslid van ABN AMRO kijkt uit naar alle suggesties die vanuit de ‘crowd’ zullen worden aangedragen: ‘Wij staan open voor out of the box ideeën, maar zullen ook afwegen of de suggesties passen binnen de economische realiteit.’