Texas18 apr '16 15:27Aangepast op 13 jul '16 15:04

Op zoek naar Amsterdamians in New York

Auteur: Bernard Hammelburg

Kirk Douglas, de vader van Michael, is misschien wel een van de bekendste Amerikaanse acteurs en filmsterren. Een icoon in de wereld van toneel en film.

Foto: BNR
Foto: BNR

Gary Aldrich is minder beroemd, maar in politieke kringen minstens zo’n grote naam. Hij was tijdens de regeringen Reagan, Bush 1 en Clinton een van de sleutelfiguren in de FBI, en schreef daarna een vernietigend boek over de enorme veiligheidsblunders op het Witte Huis, vooral in de periode-Clinton.

Wat hebben deze twee beroemde Amerikanen gemeen? Dat ze zijn geboren in Amsterdam. Om precies te zijn: Amsterdam, New York, een stadje met ruim 18.000 inwoners, niet zo ver van Albany, de hoofdstad van de staat. Het stadje telt 22 kerken (inclusief een Boeddhistische tempel en een synagoge – geen moskee), stemt doorgaans Republikeins en valt eigenlijk in niets op. De inwoners, veel met Italiaanse wortels, noemen zichzelf Amsterdamians en weten nagenoeg niets van de stad waarnaar de hunne is genoemd. Ik heb er ooit een paar dagen doorgebracht, in de ijdele hoop een Nederlands spoor te vinden, maar de burgemeester en de plaatselijke kroegbaas vonden mij een grotere bezienswaardigheid dan andersom. ‘Amsterdammer?’ Noemde ik mezelf zo? Dat vonden de Amsterdamians in New York hilarisch. En fout.

Ik had een goede reden om naar Amsterdam te rijden: ik wilde een indruk krijgen van New York, maar dan niet de stad. Van die stad weet iedereen eigenlijk alles: Broadway, Times Square, Wall Street, het aantal restaurants (24.000), Ground Zero, het Empire State gebouw. Met zijn bijna negen miljoen inwoners is New York City een wereld apart, en politiek een beetje een raadsel: de stad stemt steevast op Democratische presidentskandidaten, maar vrijwel altijd voor Republikeinse burgemeesters, al is de huidige, Bill De Blasio, een uitzondering.

Behalve die bijna negen miljoen inwoners van de stad, zijn er nog eens elf miljoen die in een gebied wonen dat zo groot is als Italië. Dat is héél groot. De afstand van New York City naar Buffalo, aan de Canadese grens bij de Niagara Waterval, bijvoorbeeld, is 600 kilometer. Je rijdt eindeloos in noordwestelijke richting, zonder de staat ooit te verlaten. Naar het noorden is de afstand ongeveer even groot. Wie wonen daar nou? Ik zou zeggen: het diametraal tegenovergestelde van de bewoners van New York City. Als je de provincies net ten noorden van New York City niet meerekent – dat zijn voornamelijk perifere gebieden zoals Heerhugowaard eigenlijk bij Purmerend hoort en Amstelveen eigenlijk bij Amsterdam – vind je veel boeren, er is heel veel midden- en kleinbedrijf. ‘Upstate’ wonen voornamelijk blanken en die stemmen doorgaans Republikeins. Van de enigszins losgeslagen, vaak hedonistisch-kapitalistische sfeer van New York City, vind je op het New Yorkse platteland geen spoor.

Net als de rest van ‘Middle America’ komt ‘upstate’ New York niet veel in het nieuws. En als het wel gebeurt, draait het om de staatspolitiek. De hoofdstad Albany is een miniatuur van Washington, met dubieuze leiders van twee partijen die gek zijn op politieke straatgevechten. Maar uit Amsterdam, of zelfs uit grotere steden als Rochester, Syracuse of Buffalo, hoor je eigenlijk nooit iets.

De geschiedenis van de staat zit vol pareltjes. Neem Isaac Singer, een mislukte acteur die in 1851 de hand wist te leggen op een apparaat waarmee garens machinaal stoffen konden stikken. Hij bouwde het apparaat om tot ’s werelds eerste naaimachine. De ontwerper van het apparaat, Elias Howe, nam daar overigens geen genoegen mee en sleepte Singer voor het gerecht wegens diefstal van een patent. Hij won, maar dat weerhield Singer er niet van binnen enkele jaren een gigantisch bedrijf uit de grond te stampen dat de populaire naaimachine in massaproductie leverde. Dat het zo’n succes werd had maar gedeeltelijk met de naaimachine zelf te maken. Singer bedacht namelijk nog iets: afbetaling. De timing was briljant, want het was net in de periode waarin Oost-Europanen massaal naar de Verenigde Staten verhuisden. Vrouwen en meisjes kochten de Singer-naaimachines op de pof en konden van huis uit loonconfectie produceren. Grotere ondernemers begonnen confectieateliers, waar honderden vrouwen gebogen zaten over een Singer, dikwijls onderbetaald en uitgebuit. Rond 1880 ontstond het woord ‘sweatshop.’

Alle drie Amerikaanse presidenten met Nederlands bloed kwamen trouwens uit de staat New York. Martin van Buren (Democraat, die thuis Nederlands sprak), werd geboren en overleed in Kinderhook, New York. Theodore Roosevelt (Republikein) werd geboren in New York City en overleed in Oyster Bay, New York. Franklin Roosevelt (Democraat) werd geboren in Hyde Park, New York en overleed in Warm Springs, Georgia.

Bernard Hammelburg is buitenlandcommentator van BNR Nieuwsradio.


Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen