‘Alternatieve artsen vooral onder de indruk van eigen ervaringen’
Homeopathie, acupunctuur, giropractie: allemaal kwakzalverij, wat Jan Willem Nienhuys, secretaris van de Stichting Skepsis betreft. Hij krijgt dit jaar de Gebroeders Bruinsma Erepenning, een onderscheiding van de Vereniging tegen Kwakzalverij.
Eerder boog hij zich al over reïncarnatie en astrologie. Tegenwoordig voert Jan Willem Nienhuys, die in het verleden wiskunde doceerde aan de Technische Universiteit Delft, strijd tegen alternatieve geneeswijzen. Hij is secretaris bij de Stichting Skepsis, die zich hard maakt tegen allerlei vormen van – wat het noemt – pseudowetenschap. Omstreden behandelmethoden vallen hier ook onder.
Darmspoeling
“Er
zijn 100 tot 150 mensen die aan darmspoeling doen”, geeft Nienhuys als voorbeeld.
“Ik weet niet of u weet wat darmspoeling is, maar dan wordt er met een pijpje
via de achterkant water in je gepompt en dan wordt het er daarna weer uit
gepompt. Een volstrekt zinloze bewerking, maar er zijn 100 tot 150 mensen die
dat doen en die dat aanbevelen en die zeggen: daar voel je je zo veel beter
van.”
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat 6 procent van de Nederlanders minstens een keer per jaar een alternatief genezer bezoekt. “Dat zouden ze niet moeten doen. Die alternatieve genezers, althans voor zo ver het dokters zijn, zouden beter moeten weten.”
Stapels publicaties
De
wetenschap, zegt Nienhuys, heeft namelijk geen enkel bewijs kunnen vinden voor
de werking van alternatieve geneeskunde. “Dat is voor de homeopathie gedaan en
er is niks uit gekomen. Maar nu komt het wonderlijke: als je homeopathische
artsen vraagt: wat is er allemaal uit die wetenschap gekomen, dan komen ze met
stapels en stapels publicaties. Als je die publicaties dan gaat doorlezen, dan
blijkt uit de ene na de andere publicatie: het werkt niet. Daar weten ze dan
toch telkens een lichtpuntje uit te vinden. En ze speculeren er natuurlijk op
dat hun gesprekspartners die grote stapel zien en denken: daar begin ik niet
aan, dat zal wel goed zijn.”
Er zijn volgens Nienhuys heel wat artsen die niet met tegenvallende wetenschappelijke resultaten lijken te zitten. “Ik weet dat er ongeveer 1300 artsen zijn die op websites en in adresboeken dat zij de een of andere vorm van kwakzalverij bedrijven.”
Hij vervolgt: “Eigenlijk zijn die artsen zelf helemaal niet onder de indruk van al die wetenschappelijke literatuur. Ze zijn onder de indruk van hun eigen, persoonlijke ervaringen.”
Gefrustreerd
Nienhuys
denkt wel te weten waarom. “Die mensen zijn uit nieuwsgierigheid begonnen met
het bedrijven van homeopathie, misschien omdat ze gefrustreerd waren over het
feit dat gewone behandelingen niet zo goed aansloegen. Dus ze zijn daarmee
begonnen en dan wordt de patiënt beter, en dan realiseren ze zich niet dat de
patiënt ook vanzelf wel beter zou zijn geworden. Dan denken ze: die homeopathie,
dat is het. En dan gaan ze daarmee door.”
Ook patiënten denken volgens hem ten onrechte dat alternatieve geneeswijzen hen van hun klachten heeft afgeholpen. Reguliere artsen zijn intussen allang blij dat de klachten verdwenen zijn. “De dokter denkt: opereren is natuurlijk een laatste remedie. We moeten de patiënten zo lang mogelijk proberen daarvoor te bewaren. Dus alles wat die patiënt ertoe brengt om te zeggen: ik stel die operatie nog maar een beetje uit – het gaat soms ook vanzelf weg – dat is allemaal meegenomen.”
Artsen moeten er meer van weten
Maar
moeten reguliere artsen niet toch een beetje openstaan voor ontwikkelingen in
de alternatieve geneeskunde? “Natuurlijk moeten artsen er wat van weten, maar
een bekende Amerikaanse scepticus heeft gezegd You should keep your mind open but not so open that your brain falls
out. Ik denk – maar nogmaals, ik ben geen dokter, ik genees geen mensen –
dat er veel gewonnen zou zijn als veel artsen meer zouden weten van datgene wat
die alternatieve geneeskunde eigenlijk allemaal inhoudt.”
Anderzijds, zegt Nienhuys, hebben artsen het al druk genoeg en moeten ze natuurlijk ook bijblijven als het gaat om ontwikkelingen in de reguliere zorg. “Als een arts de keuze heeft tussen een wetenschappelijk artikel bestuderen over de werking van een nieuw medicijn en zich verdiepen in de theorie van de Cranio-Sacraal Therapie, dan denk ik dat ik die arts geen ongelijk kan geven als hij zegt: nou, dan maar de wetenschappelijke literatuur.”