‘Jihad-verdachte wilde maatschappelijk debat’
Rudolph H., verdachte in het grote jihad-proces, wilde met zijn uitingen geen haat zaaien, maar juist een maatschappelijke discussie voeren, zo wil hij vandaag duidelijk maken aan de rechtbank.
Rudolph H. (25) staat samen met acht andere mannen en een vrouw terecht in het grote ‘Haagse’ jihad-proces. Ze worden beschuldigd van opruiing, het ronselen voor de gewapende strijd en het deel uitmaken van een terroristische organisatie. De groep deed op internet, tv en in toespraken uitspraken die zouden kunnen duiden op ronselen en/of opruiing.
Bekeerling
H., beschuldigd van opruiing, was een van de radicale jongemannen die vorig jaar met vlagvertoon in de Haagse Schilderswijk de straat opgingen. Hij was ook betrokken bij de website de Ware Religie. Maar als bekeerling had hij naar eigen zeggen een inhaalslag te maken, "Zijn advocaat zei gisteren tegen mij: het is een beetje als rokers die gestopt zin
Tijdens het proces vertelde H. vanochtend over zijn bekering tot de islam. Als puber raakte hij in het geloof geïnteresseerd, naar eigen zeggen onder meer na het lezen van een boek van Kader Abdolah.
Voor de rechtbank vertelde hij dat de orthodoxe islam voor hem een verdieping van het geloof is. Als bekeerling heeft hij naar eigen zeggen weleens gevreesd voor zijn veiligheid. "Het heeft niet veel gescheeld of ik en mijn vrouw hadden een paar klappen gekregen'', liet hij weten.
Maatschappelijk debat
H. is de eerste die wordt ondervraagd. Volgens zijn advocaat Hendrik Sytema wil H. vooral “dat zijn verhaal gehoord wordt, en dat hij op zijn eigen uitingen en uitlatingen afgerekend wordt”.
Volgens de advocaat zal H. “op alle verdenkingen een weerwoord kunnen geven”.
Opruiend boek of leerstuk?
Bij H. werd een boek gevonden met de titel ‘Het voorbereiden van de strijder die op Jihad gaat’. Maar was hij daarmee strafbaar bezig? Advocaat Sytema vindt van niet: “Wat in deze zaak heel veel gezien wordt, is dat het door justitie, als er maar het woord ‘jihad’ in voorkomt, per definitie als opruiend, ronselend of strafbaar wordt gezien, terwijl het heel goed een standaard leerstuk kan zijn uit de islam.”
Volgens Sytema moet het boek dan ook meer gezien worden als onderdeel van de geloofsbeleving van zijn cliënt. “Als het al verheerlijken zou zijn – waarvan ik me afvraag of dat zo is – dan is het in ieder geval niet strafbaar.”
Andere strafzaak
H. werd eerder veroordeeld voor het doodschudden van zijn dochtertje. In deze zaak loopt nog een hoger beroep, benadrukt Sytema: “Hij ontkent ook, en ik twijfel ook aan de juistheid van de veroordeling.”