Het Tuchtcollege vindt onder meer dat de maatschap van de cardiologen niet goed georganiseerd was en dat de dossiers niet goed werden bijgehouden. Vaak was onduidelijk welke cardioloog voor welke patiënt verantwoordelijkheid was. Dat kwam de continuïteit van de zorg niet ten goede.
Ook had de communicatie met de familie van de patiënten beter gekund en hebben de cardiologen te weinig gereflecteerd op hun medisch handelen.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) had begin vorige maand gepleit voor een beroepsverbod voor de drie artsen, maar zo ver wil het tuchtcollege niet gaan.
Omdat de inspectie geen individuele zaken van patiënten aan het tuchtcollege heeft voorgelegd, kan het college niet zeggen of de zeer matige organisatie van de maatschap medische gevolgen heeft gehad voor de patiënten. Daarom is de doorhaling van de artsen uit het register niet aan de orde, aldus de tuchtrechter.
Naam en toenaam
Ook al mogen de artsen nog steeds hun beroep uitoefenen,
volgens persrechter
Renate Dozy zijn ze met een berisping toch hard gestraft. “Een berisping wordt
tegenwoordig gepubliceerd in de kranten. Daar sta je met naam en toenaam in
genoemd. En [een berisping] blijft vijf jaar lang aan je naam kleven in het
BIG-register, dus dat wordt wel als zeer zwaar ervaren.”
“Ze mogen gewoon verder met hun vak”, reageert een nabestaande onthutst. “Hoe kan dit in Nederland, hoe kan dit?”
Leren van fouten
Toch
vindt Dozy niet dat de artsen er te gemakkelijk mee weg zijn gekomen. “Waar
gehakt wordt, vallen spaanders. Ook artsen maken fouten en wat heel belangrijk
is voor het tuchtrecht, is dat er geleerd wordt van die fouten.” Dat laatste
geldt niet alleen voor de betrokken artsen zelf, maar voor alle artsen,
benadrukt zij.