Dit blijkt uit cijfers van Sirm, dat onderzoek deed voor de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ).
Frankrijk steekt
ons naar de kroon
In Nederland moest in 2010 zo’n 30 procent van de patiënten met behoefte aan
medisch specialistische zorg vier weken op die zorg wachten. In
Groot-Brittannië (28 procent), Zwitserland (18 procent) en Duitsland (17
procent) is dat een heel stuk minder. Alleen Frankrijk steekt overtuigend boven
Nederland uit, met een percentage van 47 procent.
Treeknorm
De belangrijkste verklaring daarvoor is de zogenoemde Treeknorm, zo laat een
woordvoerder van de NVZ weten.
De Treeknorm is in 2000 ingesteld en schrijft voor hoe lang een patiënt maximaal mag wachten op een behandeling.
Norm is zes
weken
Bij een apotheek moet iedereen bijvoorbeeld op dezelfde dag terecht kunnen, op
een huisarts mag maximaal drie dagen gewacht worden.
“In Nederland is die norm zes weken voor een medisch specialist. Wel wachten patiënten minder lang op een medisch specialist dan een aantal jaar geleden’’, betoogt de NVZ.
Zuinige
Nederlanders
“Nederlanders, zowel artsen als patiënten, zijn zuinig en vaak is een
aandoening ook niet zo urgent. Waar in andere landen sneller naar een medisch
specialist wordt gegrepen, zijn we in Nederland afhoudend. Daarbij speelt ook
de poortwachterfunctie van de huisarts een rol. Die zal soms besluiten een
patiënt niet direct door te sturen. Dat is vaak niet erg, aangezien de kwaal
niet urgent is. Anderzijds zullen de huisarts en een specialist bij een ernstig
geval direct ingrijpen’’, legt de NVZ-woordvoerder uit.
Kwart van totale
uitgaven
In totaal wordt er aan medisch specialistische zorg in Nederland 22 miljard
euro uitgegeven. Dat is 25,4 procent van het totaal aan zorguitgaven.