Te veel ruimte voor corruptie in Nederland
Nederland moet meer doen tegen corruptie in het buitenland waarbij Nederlanders of Nederlandse bedrijven betrokken zijn. Dat staat in een rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
Volgens de OESO kan opsporing en vervolging van corruptie in het buitenland actiever worden aangepakt. Het rapport wijst erop dat sinds ons land zich in 2001 heeft aangesloten bij het OESO-verdrag ter bestrijding van omkoping van buitenlandse functionarissen in handelstransacties, er nog geen enkel persoon of bedrijf hiervoor in ons land is veroordeeld.
Meer aandacht
"We praten nu over 14 gevallen die ze onderzocht hebben, maar in 2005 waren er nog 0 zaken. We hebben er dus meer aandacht voor", zegt Maarten de Jong, ex-directeur integriteit Wereldbank en directeur van EBIS, een organisatie die corruptie bestrijdt.
Volgens De Jong weten we het vaak niet. "We zijn afhankelijk van de gegevens van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Het enige dat we hebben is de zogeheten corruption perception index van transparency international. En daarvan staan we op een riante negende plaats, van de 150 landen."
Verschillende zaken
Van 22 beschuldigingen van corruptie in het buitenland waarvan justitie in Nederland op de hoogte is gesteld, is het in 14 gevallen niet tot een onderzoek gekomen. Deels door gebrek aan middelen, constateert de OESO. Slechts twee omkopingszaken hebben tot vervolging geleid. De zaken staan voor dit jaar op de rol. In nog eens vier zaken loopt nog een onderzoek.
Reactie kabinet
Het kabinet heeft inmiddels maatregelen in gang gezet om de opsporing en vervolving van buitenlandse omkopingszaken te versterken, meldt minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) in reactie op het rapport. "Ook wil hij de boetes en de straffen verhogen. Met deze maatregelen denk ik dat we over een aantal jaren betere gegevens hebben", zegt De Jong.