
Brouwer-de Blok kreeg in 2005 een baby. Ze voelde zich benadeeld omdat er tussen medio 2004 en 2008 geen zwangerschaps- of bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen bestond, terwijl deze regeling er in de jaren daarvoor en daarna wel was. Daarmee is het wat haar betreft vooral een principiële kwestie geworden. 'Daarom hebben we het ook zo lang volgehouden. We waren al iets langer bezig zwanger te worden en toen was de regeling wel. En uiteindelijk wás ik zwanger en was de regeling weg.'
Naar het oordeel van de rechter lag er inderdaad wel degelijk een taak bij de overheid om te voorzien in een regeling, beaamt Brouwer-de Blok. Inmiddels hebben zich al veel lotgenoten van Brouwer-de Blok gemeld bij het meldpunt van FNV Zelfstandigen, dat de procedure namens haar voerde. Toch houdt ze nog een slag om de arm, omdat het UWV - of liever: het ministerie van Sociale Zaken - waarschijnlijk in hoger beroep gaat, volgens haar. Daarmee staat de circa vijfduizend euro toch nog op het spel. 'Maar elke stap is er weer één.'
Hoge Raad
Brouwer-de Blok vocht de zaak eerder tot aan de Hoge Raad toe aan, maar kreeg steeds nul op het rekest. Vervolgens diende zij met vijf andere vrouwen een klacht in bij het comité dat toeziet op uitvoering van het VN-vrouwenverdrag (CEDAW). Dat stelde de vrouwen in het gelijk. Met dit oordeel in de hand vocht Brouwer-de Blok de zaak opnieuw aan. 'De rechtbank oordeelt dat het UWV het VN-vrouwenverdrag heeft geschonden. De vrouw zal daarom gecompenseerd moeten worden met een uitkering of een vervangende schadevergoeding.'
Koepelorganisatie ZZP Nederland is verheugd over de uitspraak. 'Er was sprake van een stuk onrecht', aldus een woordvoerder. 'Vier jaar lang was er geen uitkering voor deze vrouwen, terwijl het daarvoor en daarna wel was geregeld. Ik kan me voorstellen dat meer vrouwen een beroep op deze uitspraak kunnen doen, maar daar zijn nog geen uitspraken over te doen. We volgen deze zaak op de voet.'