Bernard Hammelburg12 mrt '17 13:43

Sluw spel Erdogan

Auteur: Bernard Hammelburg

Onder bondgenoten is in de moderne geschiedenis nooit een bezoekende minister een land uitgezet. Door de Turkse minister voor familiezaken, Fatma Betül Sayan Kaya als ongewenste vreemdeling onder politie-escorte af te voeren naar de Duitse grens, heeft Nederland gebroken met het principe van de diplomatieke onschendbaarheid, ook al zegt minister Koenders van Buitenlandse Zaken dat mevrouw Kaya daar niet onder valt. Of het allemaal verstandig was is de vraag. Wie de winnaar is in deze knallende ruzie is zeker: president Erdogan.

Bernard Hammelburg
Bernard Hammelburg

Het rondsturen van ministers door Europese landen om campagne te voeren voor het Turkse referendum van 16 april was een slimme zet. Het nee-kamp – dus de Turkse kiezers die zich verzetten van het uitbreiden van Erdogans presidentiële macht – doet het beter dan verwacht, en Erdogan heeft dus reden om zich zorgen te maken. Door zijn ministers erop uit te sturen wist hij dat hij in aanvaring zou komen met het buitenland. De protesten, niet alleen uit Nederland, maar ook uit Zweden, Zwitserland, Oostenrijk en Frankrijk, gaven Erdogan de kans om van tevoren goed gerepeteerde uitvallen naar Europa te doen, allemaal bedoeld om potentiële nee-stemmers in eigen land te intimideren. Wat is er dan mooier dan een Turkse minister die door de Nederlandse politie als ordinaire misdadiger wordt opgepakt en over de grens gezet? Wat is er dan mooier dan Turkse burgers die in Rotterdam keurig, braaf en netjes hopen op een toespraak van een keurige, brave en nette minister, en vervolgens op nazi-wijze worden gearresteerd en met de wapenstok uit elkaar worden gejaagd?

De Turkse campagne tegen nee-stemmers heeft bizarre vormen aangenomen. De BBC zette de absurditeiten op een rijtje. In spotprenten worden nee-stemmers ‘terroristen’ genoemd. Erdogan gooit ze in toespraken op één hoop met de plegers van de mislukte staatsgreep van vorig jaar. En hij hanteert zinnetjes zoals deze: ‘De separatistische terroristen (PKK) zeggen nee. Wie het met hen eens is zegt nee.’ Anti-rook-posters met het woord ‘nee’ zijn verwijderd, een Chileense speelfilm met de titel ‘Nee’ – over het regime van dictator Pinochet – is verwijderd uit de programmering van een tv-station. Zelfs in het gewone taalgebruik is ingegrepen. Op vrijdag wensen traditionele mensen elkaar ‘hayhirli cuma,’ wat ‘gezegende vrijdag’ betekent. Maar ‘hayir’ kan ook ‘nee’ betekenen, dus weg ermee.

Nederland en de andere landen waar onenigheid over Turkse ministeriële bezoeken ontstond, zijn dus in een sluw door Erdogan gezette val gestapt. Het is onwaarschijnlijk dat de regeringen van die landen het spel niet doorhadden, maar ze redeneerden klaarblijkelijk dat zij geen keus hadden. Erg elegant ging dat niet. Net als Duitsland, heeft Nederland geprobeerd de verantwoordelijkheid neer te leggen bij het lokale bestuur – in ons geval bij burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam. Die kwam, heel keurig want hij is een loyale man, met een veiligheidsanalyse, op grond waarvan hij moest beslissen een bezoek aan zijn stad door Turkse ministers tegen te houden. Kinderachtig, want het kabinet probeerde daarmee zijn eigen verantwoordelijkheid te dumpen. Het was, zogezegd, geen duurzaam beleid, want al snel moesten premier Rutte en minister Koenders zelf het heft in handen nemen.

Juridisch is over deze kwestie het laatste woord nog niet gezegd. Wie in het internationale recht aanknopingspunten zoekt om het tegenhouden van een minister, of prominent politicus, te rechtvaardigen, loopt vast. In 2008 kwam kandidaat Barack Obama in aanvaring met Angela Merkel omdat hij een verkiezingstoespraak bij de Branderburger Tor wilde houden. Uiteindelijk mocht het toch, maar in de Tiergarten.

In een aantal landen hebben Nederlandse politieke partijen afdelingen. Zo trad premier Rutte in september 2015 op voor een door de VVD New York georganiseerde avond in De Nederlandse Club. Dat ging niet specifiek over het Oekraïne-referendum, maar in de aanloop daarnaar had de Amerikaanse regering, of de gemeente New York, best kunnen redeneren dat het ongepast was dat een Nederlandse eerste minister politieke propaganda kwam maken. Om nog maar niet te spreken van Geert Wilders, die regelmatig in de Verenigde Staten bezig is met fundraising.

Natuurlijk heeft de rel ook een binnenlandse component. De verantwoordelijke ministers, en ook de meeste politieke partijen, die Geert Wilders een simpele inkopper misgunden, hadden zo ongeveer daags voor de verkiezingen niet veel keus. Maar met het smoesje van het beheersen van de veiligheidssituatie komen ze niet weg. Als de Turkse minister in de ambtswoning van de consul een verkiezingspraatje had gehouden, was het allemaal vreedzamer verlopen dan nu.


Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen