BNR logo
  • Nieuws
  • Radio
    • Programmagids
    • AEX Factor
    • Baanbrekende Businessmodellen
    • Beleggerspanel
    • Beter
    • BNR Auto-Update
    • BNR Europa
    • BNR Mobility
    • BNR Sport
    • BNR's Big Five
    • Boardroompanel
    • Boekestijn en De Wijk
    • BREEKT
    • Column Ben van der Burg
    • Column Bernard Hammelburg
    • Column Jaap Jansen
    • Column Marianne Zwagerman
    • Column Paul Laseur
    • Crypto Update
    • Cryptocast
    • De Nationale Autoshow
    • De Nieuwe Wereld
    • De Ochtendspits
    • De Top van Nederland
    • De Wereld
    • Digitaal
    • Duurzaam
    • Economenpanel
    • Eyeopeners
    • Kees de Kort
    • Koplopers
    • Lobbypanel
    • Ondernemerspanel
    • Postma in Amerika
    • Spitsbrekers
    • Tech Update
    • The Daily Move
    • The Friday Move
    • Toon van de Week
    • Vastgoed Gezocht
    • Wereldveroveraars
    • Werkverkenners
    • Wetenschap Vandaag
    • Zakendoen
  • Gemist
    • Alle podcasts
    • All in the Game
    • Amerika Podcast
    • BNR Perestrojkast
    • China Podcast
    • Column Corné van Zeijl
    • Crypto Cowboys
    • Cryptocast
    • De Ben Tiggelaar Podcast
    • Dé Klantenpodcast
    • De Legende van Satoshi Nakamoto
    • De Nieuwsdag
    • De Ondernemerskamer
    • De Technoloog
    • Een Jaar Burgemeester
    • Europa Update
    • Factcheck Europa
    • Het Bromvliegeffect
    • Het Nieuwe Geld
    • Honger
    • IJzige Tongen
    • Italië Podcast
    • Ochtendnieuws
    • Petrolheads
    • Podcast Top 40
    • De Strateeg
    • Space Cowboys
    • Spitsbrekers
    • The Road to Zandvoort
    • Ukrayina
    • Voeding van morgen
    • Vraag het Gommers
    • Werkprofessor
    • Zakendoen De Veranderaars
  • Partners
Beurs

Rapport Belonen, besturen en toezicht bij hogeschool Inholland, 6 juni 2011

  • Karin Backx
vrijdag 10 juni 2011, 16:23

Onderzoek naar beloningsbeleid/-uitvoering, enkele bedrijfsvoeringsaspecten en toezicht in de periode 2006-2010 Utrecht, 6 juni 2011 kenmerk H3079421

Rapport Belonen, besturen en toezicht Inholland 6 juni 2011

INHOUD

Samenvatting 4

1 Aanpak, reikwijdte en kaders van het onderzoek 6

1.1 Aanleiding voor het onderzoek 6

1.2 De onderzoeksvragen en onderzoeksperiode 6

1.3 Afbakening van het onderzoek 6

1.4 Gehanteerde normen 7

1.5 Werkwijze 8

1.6 Rapportage 8

2 Bestuurlijke context 10

3 Arbeidsvoorwaarden en faciliteiten 11

3.1 Inleiding 11

3.2 Uitgaven van het CvB via de salarisadministratie 11

3.2.1 Overzicht uitgaven 11

3.2.2 Vaststellingsovereenkomst voormalig vzCvB 12

3.2.3 Vaststellingsovereenkomsten vzCvB, vice vzCvB en lidCvB 14

3.2.4 Extra salarisbetaling 14

3.2.5 Extra vergoeding premie ziektekostenverzekering 15

3.2.6 Extra pensioenstorting 15

3.3 Uitgaven aan het CvB betaald op basis van declaraties of facturen 16

3.3.1 Algemeen 16

3.3.2 Vaste onkostenvergoeding en representatiekosten 17

3.3.3 Vervoerskosten 18

3.4 Conclusie 19

4 Overige onderwerpen 20

4.1 Inkoop, inhuur en contractbeheer 20

4.1.1 Algemeen 20

4.1.2 Inhuur chauffeursdiensten 20

4.1.3 Inhuur organisatieadviesbureau 21

4.2 Publiek private activiteiten 22

4.2.1 Holding Inholland bv 22

4.2.2 Nyenrode 22

4.3 Wildenborch 23

5 Bestuurlijk handelen en toezicht 25

6 Reactie hogeschool Inholland 27

Rapport Belonen, besturen en toezicht Inholland 6 juni 2011

Samenvatting

De hogeschool Inholland is een ‘rechtspersoon met een wettelijke taak’, die een

rijksbijdrage ontvangt voor het verzorgen van hoger beroepsonderwijs. Die

rijksbijdrage moet rechtmatig en doelmatig worden besteed. Dat betekent onder

meer dat het College van Bestuur zorg moeten dragen voor een zorgvuldige en

risicomijdende bedrijfsvoering. Voor het belonen van het College van Bestuur door

de Raad van Toezicht en het faciliteren van het College van Bestuur gelden de

mores van de publieke sector zoals transparantie en gepaste soberheid. De Raad

van Toezicht moet toezien op de kwaliteit van het bestuurlijk handelen en moet

daarbij rekening houden met de eisen van het optreden binnen de publieke sector.

De hogeschool Inholland is in 2002 gevormd door een fusie van vier hogescholen en

werd geleid door twee opeenvolgende bestuursvoorzitters die elk een sterk stempel

drukten op de bestuurscultuur. Omdat bij Inholland sprake is van collegiaal bestuur

dragen de collegeleden in principe medeverantwoordelijkheid voor de portefeuilles

van hun medeleden van het College van Bestuur.

De (in 2007 veranderde) ‘tone at the top’ heeft invloed gehad op de samenwerking

binnen het College van Bestuur en de relatie tussen de nieuwe voorzitter van het

College van Bestuur en de Raad van Toezicht. De inspanningen van de Raad van

Toezicht om de problemen binnen het College van Bestuur op te lossen, hebben niet

geleid tot een bevredigende oplossing.

Naar aanleiding van een signaal over mogelijke onregelmatigheden bij specifieke

onderdelen van de bedrijfsvoering van Inholland heeft de Inspectie over de periode

2006-2010 een onderzoek verricht. Ook is het handelen van het College van

Bestuur, de Raad van Toezicht en de externe accountant onderzocht, echter

uitsluitend in verband met die specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering.

De onderzochte onderdelen van de bedrijfsvoering van Inholland zijn:

· Beloning, vergoedingen en faciliteiten voor de leden van het College van

Bestuur;

· Een viertal opdrachtverleningen (nieuwbouw, externe accountant en inhuur);

· Private activiteiten;

· De annulering van de verkoop van een pand.

Uit ons onderzoek blijkt dat in een aantal gevallen inderdaad sprake is geweest van

een onzorgvuldige bedrijfsvoering. De vicevoorzitter van het College van Bestuur

was onzorgvuldig bij de inhuur van zijn chauffeur, heeft de risico’s bij inhuur van

een adviesbureau onvoldoende bewaakt, liep hierbij aanzienlijke inkoopkortingen

mis en was verantwoordelijk voor een grote omissie bij het afstoten van een pand.

Andere belangrijke onzorgvuldigheden betreffen de beloningen, vergoedingen en

faciliteiten. Tot september 2008 ontbraken duidelijke regels voor vergoedingen en

faciliteiten voor het College van Bestuur. De opeenvolgende voorzitters en de

vicevoorzitter van het College van Bestuur declareerden gedurende gehele

onderzoeksperiode voor zakelijke lunches en diners regelmatig meer dan (vanaf

2008) in het interne reglement is toegestaan en volgden bij het leasen van auto’s

niet de eigen regels. De Raad van Toezicht was onzorgvuldig bij het toekennen van

extra salaris betalingen en een ruime vertrekregeling aan de voormalige voorzitter

van het College van Bestuur waarvan de uitvoering niet goed werd bewaakt. Het

Rapport Belonen, besturen en toezicht Inholland 6 juni 2011

ministerie is over deze aangelegenheden schriftelijk niet volledig geïnformeerd.

De Raad van Toezicht, de voormalige voorzitter en de vicevoorzitter van het College

van Bestuur hebben in een aantal gevallen niet voldaan aan de hoge eisen die

worden gesteld aan het belonen van het College van Bestuur in de publieke sector.

Als gevolg van de hiervoor genoemde onzorgvuldigheden constateerden wij in de

onderzochte periode ondoelmatige uitgaven voor arbeidsvoorwaarden en faciliteiten

van het College van Bestuur van circa € 360.000, alsmede een niet gerealiseerde

korting van circa € 373.000 en een ten onrechte niet geïncasseerde korting van

€ 148.000.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 6 van 27

1 Aanpak, reikwijdte en kaders van het onderzoek

1.1 Aanleiding voor het onderzoek

Eind oktober 2010 ontving de Inspectie een signaal over mogelijke

onregelmatigheden bij specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering van hogeschool

Inholland (hierna Inholland). Na een vooronderzoek naar de ernst van het signaal

heeft de Inspectie besloten een onderzoek in te stellen bij Inholland.

1.2 De onderzoeksvragen en onderzoeksperiode

Het onderzoek is gericht op de volgende onderdelen van de bedrijfsvoering van

Inholland:

· Arbeidsvoorwaarden, vergoedingen en faciliteiten van de voormalige leden van

het College van Bestuur (hierna CvB);

· Diverse opdrachten tot inkoop en inhuur;

· Private activiteiten;

· De annulering van de verkoop van een pand.

Wij hebben van deze onderdelen de rechtmatigheid en doelmatigheid van de

uitgaven onderzocht, voor zover relevant het juist informeren van het ministerie van

OCW, en in samenhang met het voorgaande de zorgvuldigheid van het handelen van

het voormalige CvB, de voormalige leden van de Raad van Toezicht (hierna RvT) en

de externe accountant.

Wij hebben geen onderzoek verricht naar de gehele bedrijfsvoering. Het handelen

van het CvB, de RvT en de externe accountant is uitsluitend onderzocht in verband

met genoemde specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering.

De algemene Wet Bestuursrecht stelt vijf jaar als maximale termijn van mogelijke

terugvordering. Daarom heeft de Inspectie besloten het onderzoek te beperken tot

de jaren 2006 tot en met 2010. De in 2010 nieuw benoemde voorzitter van het CvB

valt buiten het onderzoek.

Dit onderzoek staat los van het onderzoek dat de Inspectie in 2010 is gestart naar

de afgifte van diploma’s. Over de resultaten van dit onderzoek is in januari en april

2011 een rapport uitgebracht.

1.3 Afbakening van het onderzoek

De directie Rekenschap van de Inspectie is een accountantsafdeling die in haar

handelen gehouden is aan de voorschriften van de Nederlandse Beroepsorganisatie

voor Accountants, het NBA.

Het onderzoek valt vaktechnisch uiteen in een ‘assurance onderzoek’ en een

‘persoonsgericht onderzoek’.

Assurance onderzoek

Het onderzoek naar de genoemde onderdelen van de bedrijfsvoering is gericht op

het verstrekken van een beperkte zekerheid over de rechtmatige en doelmatige

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 7 van 27

besteding van rijksbijdragen en op de verantwoording daarover aan de minister

conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving.

De uitgevoerde werkzaamheden zijn verricht in overeenstemming met Standaard

3000, “Assurance opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van

historische financiële informatie”.

Het verstrekken van de juiste en volledige informatie in het kader van het onderzoek

is de verantwoordelijkheid van het huidige bestuur. Het is onze verantwoordelijkheid

een assurancerapport inzake de in paragraaf 1.2 geformuleerde onderzoeksvragen

te verstrekken.

De bevindingen en conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in de hoofdstukken

drie en vier van dit rapport. In die hoofdstukken beschrijven wij ook de relevante

aspecten van het handelen van het CvB, de RvT en de externe accountant. Wij

onthouden ons in die hoofdstukken echter van een oordeel over de zorgvuldigheid

van dat handelen.

Persoonsgericht onderzoek

Het persoonsgericht onderzoek is gericht op de zorgvuldigheid van handelen of

nalaten daarvan van de betrokken leden van het CvB, de RvT en de externe

accountant. Wij hebben daarbij de aanwijzingen gevolgd van Praktijkhandreiking

1112 van het NIvRA. De conclusies van dit onderzoek zijn opgenomen in hoofdstuk

vijf van dit rapport.

1.4 Gehanteerde normen

De Inspectie heeft de onderzochte onderdelen van de bedrijfsvoering voor wat

betreft de rechtmatigheid getoetst aan de vigerende wet- en regelgeving:

· Algemene Wet Bestuursrecht (AWB);

· Wet Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW);

· Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (RJO en RJ, waaronder RJ 660);

· Wet Openbaarmaking van met Publiek geld gefinancierde Topinkomens

(WOPT);

· Besluit rechtspositie leden van centrale directies en van colleges van bestuur

van hogescholen;

· Aanbestedingsrecht zoals Europese Aanbestedingsrichtlijnen;

· Helderheidnotities van OCW.

Naast de voorwaarden uit de bovenstaande wet- en regelgeving worden voor het

begrip rechtmatigheid én voor het begrip doelmatigheid in dit onderzoek de

volgende criteria gehanteerd:

· passen binnen het doel van de hogeschool en de aard van de activiteiten en

het werkterrein (opleiden van studenten) van de hogeschool;

· de ontvangst van een tegenprestatie door de hogeschool;

· de betaling en de ontvangen tegenprestatie zijn in overeenstemming met

een vooraf opgestelde overeenkomst;

· de overeenkomst is tot stand gekomen volgens de geldende wet- en

regelgeving en interne reglementen;

· de overeenkomst en de transacties (leveringen, betalingen) die daaruit

voortvloeien zijn ondertekend door de daartoe bevoegde functionarissen;

· zijn gebaseerd op een verantwoorde keuze van alternatieven, de kosten en

baten zijn afgewogen, bijvoorbeeld door het opvragen van meerdere

offertes;

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 8 van 27

· indien ze zijn gedaan ten behoeve van het CvB zijn ze qua omvang passend

voor het CvB van een RWT en in overeenstemming met de afspraken tussen

het CvB en de hogeschool;

· hebben een zakelijk en niet (overwegend) persoonlijk belang.

Wij maken hierbij de kanttekening dat de doelmatigheid van de uitgaven voor

activiteiten van het CvB niet altijd eenduidig kan worden vastgesteld, omdat

algemeen geldende normering ontbreekt. Ook de voor de sector hogescholen

geldende Branchecode Governance Hogescholen voorziet niet in een normering. De

activiteiten van het CvB zijn minder gestandaardiseerd dan bij overige werknemers

en kunnen voor een belangrijk deel buiten de locaties van de instelling en buiten

reguliere werktijden plaatsvinden. Ook is sprake van het onderhouden van contacten

in netwerken waarvan het belang voor de instelling vaak niet eenduidig kan worden

vastgesteld. Dit geldt ook voor het reizen naar het buitenland.

1.5 Werkwijze

Het onderzoek bestond uit:

· het raadplegen van documenten als notulen, reglementen,

personeelsdossiers alsmede de jaarrekeningen van Inholland over 2006 tot

en met 2009;

· het raadplegen van (delen van) de financiële administratie van Inholland;

· het raadplegen van de rapportages van de externe accountants naar

aanleiding van de controle van de jaarrekeningen en naar aanleiding van

een bijzonder onderzoek naar de bestuurskosten;

· het voeren van gesprekken met medewerkers, de voormalig voorzitter van

het CvB, het inmiddels teruggetreden CvB, de voormalig voorzitter van de

RvT, de inmiddels teruggetreden voorzitter en vice voorzitter van de RvT en

de externe accountants.

1.6 Rapportage

In dit rapport worden de voormalige leden van het CvB en voormalige leden van de

Raad van Toezicht aangeduid door het vermelden van hun functie. Het betreft de

volgende functionarissen:

· De voormalig voorzitter van het College van Bestuur die in functie was tot

en met augustus 2007 (hierna voormalig vzCvB);

· De voorzitter van het College van Bestuur die in functie was van september

2007 tot 11 oktober 2010 (hierna vzCvB);

· De vice voorzitter van het College van Bestuur die in functie was tot 22

november 2010) (hierna vice vzCvB);

· Het lid van het College van Bestuur die in functie was tot 22 november 2010

(hierna lidCvB);

· De voormalig voorzitter van de Raad van Toezicht die tot 2008 deze positie

bekleedde;

· De voorzitter van de Raad van Toezicht die vanaf 2008 tot 21 januari 2011

deze positie bekleedde.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 9 van 27

In hoofdstuk twee beschrijven wij de voor dit onderzoek relevante aspecten van de

bestuurlijke context van de hogeschool. De hoofdstukken drie en vier bevatten de

bevindingen en conclusies ten aanzien van de onderzochte onderdelen van de

bedrijfsvoering. In hoofdstuk vijf vermelden wij de conclusies over het handelen van

het CvB, de RvT en de externe accountant.

Wij hebben aan de hiervoor genoemde functionarissen de voor hen relevante

onderdelen van het conceptrapport voor hoor en wederhoor voorgelegd.

De door hen gegeven reacties zijn voor zover relevant en waar nodig, in het

conceptrapport verwerkt, dat wij vervolgens hebben voorgelegd aan de huidige

voorzitter van het CvB van Inholland en met hem besproken. Vervolgens heeft

Inholland schriftelijk gereageerd op dit concept. De reactie van de hogeschool is

toegevoegd als hoofdstuk 6 van dit rapport.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 10 van 27

2 Bestuurlijke context

De Hogeschool Inholland is in 2002 gevormd uit een fusie van vier hogescholen.

Inholland is een publiek gefinancierde instelling die ook enkele private activiteiten in

aparte juridische entiteiten heeft ondergebracht. Op acht locaties, verspreid over

Noord- en Zuid-Holland, biedt Hogeschool Inholland opleidingen aan op alle

vakgebieden. Daarnaast verzorgt de hogeschool een aantal associatedegreeprogramma's,

masteropleidingen en twee universitaire Pabo's (Academische

Lerarenopleiding Basisonderwijs). Hogeschool Inholland is een onderwijsinstelling

met meer dan 37.500 studenten (met meer dan 110 nationaliteiten) en circa 2.900

medewerkers (bron: website Inholland 2011).

Hogeschool Inholland ontvangt een jaarlijkse rijksbijdrage van het ministerie van

OCW van circa € 187 mln. (2009) voor het verzorgen van hoger beroepsonderwijs

en is een ‘rechtspersoon met een wettelijke taak’. De ontvangen rijksbijdrage moet

rechtmatig en doelmatig worden besteed aan het verzorgen van hoger

beroepsonderwijs. Dat betekent onder meer dat het CvB zorg moeten dragen voor

een zorgvuldige bedrijfsvoering. Voor het belonen en faciliteren van het CvB gelden

de mores van de publieke sector zoals transparantie en gepaste soberheid.

Het bestuursmodel van Inholland wordt aangeduid als een collegiaal bestuur,

bestaande uit drie leden waarvan een voorzitter. Belangrijkste kenmerken daarvan

zijn het ontbreken van een gezagsverhouding tussen de voorzitter en de leden, een

gezamenlijke besluitvorming en verantwoordelijkheid. De portefeuilleverdeling van

de leden van het CvB is op hoofdlijnen als volgt:

· vzCvB: Overall coördinatie, In- en externe betrekkingen, Strategie,

Organisatieontwikkeling, Control (o.m. begroting, exploitatie en

jaarrekening) (tot eind 2008), Bestuurszaken, Marketing & Communicatie;

· vice vzCvB: Financiële administratie, Control (o.m. begroting, exploitatie en

jaarrekening) (vanaf 2009), Facilitaire zaken, Contractactiviteiten;

· lidCvB: Onderwijsbeleid, Kwaliteitsbeleid, HRM.

Het CvB legt verantwoording af aan de RvT. In de onderzoeksperiode bestond de

RvT uit zeven personen onder leiding van een voorzitter. Eind 2007 heeft er een

wisseling van voorzitter plaatsgevonden. De nieuwe voorzitter trad aan per 1 januari

2008. Volgens de statuten en het bestuursreglement van Inholland benoemt,

schorst en ontslaat de RvT de leden van het CvB. In de onderzoeksperiode waren de

voorzitters van de RvT, na voorafgaande goedkeuring door de RvT, verantwoordelijk

voor de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden en vertrekregelingen van de

leden van het CvB.

De twee opeenvolgende voorzitters van het CvB hebben elk een sterk eigen stempel

gedrukt op de bestuurscultuur.

Vanaf 2008 besteedt de RvT nadrukkelijk aandacht aan de ontstane verslechterde

relaties tussen de vzCvB en de RvT en binnen het CvB. Dat blijkt onder meer uit het

feit dat gesprekken daarover werden gevoerd tussen de RvT en het CvB, uit een

externe evaluatie in 2009 en uit ‘mediation’-bijeenkomsten in 2010. Dit alles heeft

niet geleid tot een bevredigende oplossing.

Vanaf eind 2007 was er een groot verloop op sleutelposities in de bedrijfsvoering,

met name die van bestuurssecretaris en de directeuren control.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 11 van 27

3 Arbeidsvoorwaarden en faciliteiten

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de bevindingen van de uitkomsten van het onderzoek naar de

rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven voor het CvB inclusief de

voormalig vzCvB, die samenhangen met:

· de arbeidsvoorwaarden waaronder de beloningen en de vertrek- en

pensioenregelingen;

· de ter beschikking gestelde faciliteiten zoals de leaseauto,

chauffeursdiensten en ict-voorzieningen;

· de overige kosten zoals vergoedingen voor reis-, verblijf- en

representatiekosten.

In onderstaande tabel zijn de uitgaven (x € 1.000) vermeld die Inholland heeft

gedaan aan of ten behoeve van het CvB over de onderzoeksperiode.

2006 2007 2008 2009 2010 Totaal

Via de

salarisadministratie 577 899 892 806 757 3.931

Op basis van

declaraties of facturen 339 391 351 356 301 1.738

Totaal 916 1.290 1.243 1.162 1.058 5.669

In paragraaf 3.2 gaan we nader in op de uitgaven via de salarisadministratie en in

paragraaf 3.3 op de uitgaven op basis van declaraties of facturen.

3.2 Uitgaven van het CvB via de salarisadministratie

3.2.1 Overzicht uitgaven

In de volgende tabel zijn de bedragen (x € 1.000) vermeld die zijn betaald via de

salarisadministratie, alsmede de bedragen die daarmee samenhangen zoals extra

pensioenstortingen.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 12 van 27

2006 2007 2008 2009 2010

Totaal1

Salarissen (vaste

component) 447 520 619 604 604 2.794

Werkgeverslasten 72 84 100 134 118 508

Vaste toelagen en

onkostenvergoedingen 13 15 18 18 18 82

Bonussen en 34 25 148 40 10 257

extra salaris/

pensioenstorting - 248 - - - 248

Overige vergoedingen

op declaratiebasis 11 7 7

10 7 42

Totaal 577 899 892 806 757 3.931

De vaste onkostenvergoedingen en de overige onkostenvergoedingen op

declaratiebasis zullen wij in paragraaf 3.3 behandelen vanwege de samenhang met

de overige kosten.

3.2.2 Vaststellingsovereenkomst voormalig vzCvB

Begin 2007 heeft de RvT een vaststellingsovereenkomst afgesloten met de

voormalig vzCvB voor de periode 2007-2010 in verband met zijn voorgenomen

terugtreding. In de overeenkomst is vastgelegd dat hij zijn volledige (vaste) salaris

van circa € 178.000 per jaar behoudt tot eind 2008 (deze datum is gelijk aan de

einddatum van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst). Dan zou hij terugtreden

en daarna nog twee jaren aanblijven als adviseur van het CvB in deeltijd voor drie

dagen per week met een jaarsalaris van € 112.500. Als in de periode 2007 en 2008

eerder een andere vzCvB zou zijn gevonden, dan zou hij eerder terugtreden en

eerder worden ingezet als adviseur voor het CvB. Daarnaast is in de overeenkomst

een inspanningsverplichting voor de voormalig vzCvB opgenomen om na

terugtreding te zorgen voor neveninkomsten, die dan toevloeien naar Inholland; in

de jaren 2007 en 2008 voor 100%, de twee jaren daarna voor 50%.

In augustus 2007 is de voormalig vzCvB teruggetreden in verband met de

benoeming van de nieuwe vzCvB. De nieuwe vzCvB heeft kort na zijn aantreden

besloten geen gebruik te maken van het adviseurschap van de voormalig vzCvB. De

hogeschool heeft, behalve in de inwerkperiode van de nieuwe voorzitter in de zomer

van 2007, geen gebruik gemaakt van het adviseurschap.

Wij kunnen, omdat er in de overwegingen bij vertrekregelingen in het algemeen

sprake is van subjectieve elementen, om vaktechnische redenen geen oordeel

uitspreken over de recht- of doelmatigheid van de inkomenselementen (inclusief

werkgeverslasten in totaal € 530.000) die voortvloeien uit de

vaststellingsovereenkomst.

De RvT heeft medegedeeld alles te hebben gedaan om dit bedrag zo laag mogelijk

te houden, dat de uiteindelijke kosten per saldo na de gehele periode circa een

jaarsalaris beliepen en dat daarmee conform de bedoeling van de

vaststellingsovereenkomst is gehandeld.

1 exclusief de schadeloosstellingen/ontslagvergoedingen van de in 2010 teruggetreden CvB-leden en

exclusief de naar Inholland gevloeide inkomsten uit nevenwerkzaamheden van de voormalig vzCvB.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 13 van 27

Onze beoordeling heeft (overigens) geleid tot de volgende bevindingen:

Uitvoering:

De voormalig vzCvB heeft over de jaren 2008 tot en met 2010 vanuit

nevenwerkzaamheden bij een consultancybureau inkomsten verworven, waarmee in

totaal € 199.200 ten gunste van Inholland komt. Deze inkomsten zijn niet verwerkt

in de tabel in paragraaf 3.2.1. Naast deze inkomsten had de voormalig vzCvB

diverse betaalde toezichtfuncties, alsmede enkele bestuurlijke functies (onbetaald

vrijwilligerswerk), waarvan de RvT mondeling op de hoogte is gehouden. Daarbij

voelde de voormalig vzCvB zich niet verplicht om de inkomsten uit deze nevenwerkzaamheden

af te dragen omdat er volgens hem sprake was van vergoedingen

en niet van een arbeidovereenkomst of dienstverband. De RvT heeft geen noodzaak

gevoeld om gebruik te maken van het in de vaststellingsovereenkomst opgenomen

recht om een controle uit te voeren op de neveninkomsten van de voormalig vzCvB,

omdat deze hierover tegenover RvT altijd heel open en transparant was en de

detachering in zijn aard controleerbaar zou zijn.

Door het niet opvragen van een jaarlijks overzicht van de inkomsten van de

voormalig vzCvB is er geen zekerheid over de volledigheid van het teruggevloeide

bedrag.

Emolumenten:

In de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de voormalig vzCvB tot en met

december 2010 de beschikking heeft over de bij hem op het huisadres

geïnstalleerde ict-faciliteiten, een vaste-telefoonaansluiting, een vaste vergoeding

voor representatiekosten en een vaste vergoeding premie ziektekostenverzekering.

Ook kan de voormalig vzCvB tot en met december 2008 beschikken over een

leaseauto (zonder brandstofvergoeding).

Na het inwerken van de nieuwe voorzitter van het CvB heeft de voormalig vzCvB

vanaf medio oktober 2007 geen werkzaamheden meer verricht voor Inholland. Er

was daarna geen noodzaak meer voor het ter beschikking stellen van een leaseauto.

Dit geldt ook voor de doorbetaling van de vaste vergoeding voor

representatiekosten. De voormalig vzCvB verrichte immers geen werkzaamheden

meer voor Inholland.

Deze emolumenten na oktober 2007 bedragen totaal circa € 40.000. Dit bedrag

merken wij aan als ondoelmatig.

Informeren OCW:

Met een brief van 22 mei 2008 heeft het ministerie van OCW Inholland informatie

gevraagd over onder meer de vaststellingsovereenkomst van de voormalig vzCvB.

De RvT heeft het ministerie van OCW met brieven van 2 juni 2008 en 1 oktober

2008 geïnformeerd. Naast het wettelijk kader is een nadere toelichting gegeven op

de overwegingen en achtergronden die een rol hebben gespeeld bij het afsluiten van

de vaststellingsovereenkomst. In de brief van 1 oktober 2008 ontbreekt echter de

informatie dat de voormalig vzCvB niet zou worden ingezet als adviseur van het CvB

voor drie dagen per week, terwijl de vzCvB had besloten dat hij niet als adviseur zou

worden ingezet.

De RvT heeft medegedeeld dat OCW hierover mondeling op de hoogte is gebracht

en dat het nimmer de opzet is geweest OCW informatie te onthouden.

Wij constateren dat het ministerie van OCW met de brief van 1 oktober 2008 niet

volledig is geïnformeerd.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 14 van 27

3.2.3 Vaststellingsovereenkomsten vzCvB, vice vzCvB en lidCvB

Met ingang van 11 oktober 2010 en 22 november 2010 zijn de vzCvB,

respectievelijk de vice vzCvB en het lidCvB door de RvT vrijgesteld van

werkzaamheden. In de periode daarna zijn met de betrokkenen

vaststellingovereenkomsten gesloten, waarbij schadeloosstellingen zijn afgesproken.

Daarnaast wordt het gebruik van diverse faciliteiten, zoals het gebruik van de

leaseauto, ict-voorzieningen en de vaste onkostenvergoeding beëindigd. De RvT

heeft medegedeeld alles te hebben gedaan om deze bedragen zo laag mogelijk te

houden.

Op verzoek van het ministerie van OCW heeft Inholland aanvullende informatie over

deze vertrekregelingen verstrekt. Inmiddels heeft het ministerie van OCW in

correspondentie met Inholland aangegeven meer tijd nodig te hebben voor de

beoordeling van deze regelingen.

Wij kunnen, omdat er in de overwegingen bij vertrekregelingen in het algemeen

sprake is van subjectieve elementen, om vaktechnische redenen, geen oordeel

uitspreken over de recht- of doelmatigheid van de inkomenselementen (waarvan

€ 35.000 in 2010 is uitgekeerd) die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomsten.

3.2.4 Extra salarisbetaling

Aan de vice vzCvB is in 2007 een eenmalig bedrag toegekend van € 65.000. Het

toegekende bedrag is bedoeld als compensatie van de achteruitgang van het vaste

salaris in verband met de uitvoering van de ‘Uitwerking bezoldiging bestuurders

hogescholen’ door Haygroep en heeft betrekking op de periode 2007 t/m 2011 (5 x

€ 13.000). Het jaarlijkse bedrag betreft het (afgeronde) verschil van het salaris in

2006 (€ 150.762) en het nieuwe vaste salaris over 2007 (€ 137.862).

Wij hebben de volgende bevindingen:

Berekening:

In de berekening van de jaarlijkse achteruitgang van het vaste salaris is uitgegaan

van € 150.762. In verband met een andere keuze in de verhouding vast/variabel

salaris is het jaarsalaris met ingang van september 2008 verhoogd naar € 151.648

en met ingang van januari 2009 naar € 158.954. Bij de toekenning van deze

verhoogde vaste salarissen is geen rekening gehouden met de eerdere geboden

compensatie.

De vice vzCvB en de RvT geven desgevraagd aan dat de salariswijzing in 2009

geheel los staat van eerdere salariswijzigingen en dat in 2009 niet de hoogte van

het salarispakket is gewijzigd maar de verhouding tussen het vaste en het variabele

deel; in totaal is in feite de maximale verdiencapaciteit afgenomen, die was 90%

vast en 25% variabel, dus totaal 115%, en is gewijzigd in 99% vast en 6% variabel,

totaal dus 105%. Dit argument is naar onze mening niet relevant omdat het bij de

compensatie ging om de vaste salariscomponent.

Wij merken de compensatie van de achteruitgang van het salaris over de periode

september 2008 tot en met 2011 aan als ondoelmatig. Het betreft een bedrag van

circa € 43.000 (3 1/3 jaar x € 13.000)

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 15 van 27

Informeren OCW:

Naar aanleiding van een verzoek van het ministerie van OCW (brief van 22 mei

2008) heeft Inholland het ministerie geïnformeerd over de overwegingen en

achtergronden die een rol hebben gespeeld bij de toekenning van de extra

salarisbetaling van € 65.000. Op grond hiervan heeft het ministerie het voornemen

geuit om dit bedrag te korten op de rijksbijdrage. Naar aanleiding van dit

voornemen heeft de instellingsadvocaat van Inholland namens de RvT een

bezwaarschrift ingediend, gedateerd 13 februari 2009.

Op grond hiervan heeft het ministerie van OCW afgezien van het voornemen om de

rijksvergoeding te korten. In het bezwaarschrift van Inholland wordt niet verwezen

naar de inmiddels gewijzigde afspraken over het (verhoogde) vaste salaris van de

vice vzCvB. De RvT is van mening dat de salariswijzigingen van 2008 volledig los

staat van de voorgaande wijziging in 2007. Daarom is de RvT van mening dat hij het

ministerie hierover niet hoefde te informeren.

Wij constateren dat het ministerie OCW in het bezwaarschrift van 13 februari 2009

niet volledig is geïnformeerd.

3.2.5 Extra vergoeding premie ziektekostenverzekering

In 2006 is aan de voormalig vzCvB, met instemming achteraf van de RvT, op grond

van een declaratie een bedrag betaald van € 6.000. Het betreft de gebruteerde

premie ziektekostenverzekering van betrokkene over 2006. Evenals de andere leden

van het CvB ontving betrokkene ook in 2006 het vaste bedrag van € 300 per jaar

ter compensatie van de achteruitgang in inkomen naar aanleiding van de invoering

van het nieuwe stelsel van ziektekostenverzekering. Deze vaste vergoeding is

opgenomen in de betreffende arbeids-/vaststellingsovereenkomst en is in lijn met de

CAO Hoger Beroepsonderwijs.

De extra betaling van € 6.000 merken wij aan als ondoelmatig.

3.2.6 Extra pensioenstorting

In februari 2007 heeft Inholland ten behoeve van de voormalig voorzitter CvB een

pensioenstorting gedaan van circa € 183.000. Inholland was hiertoe op grond van

de arbeidsovereenkomst niet verplicht; de betaling is daarmee ondoelmatig. Het

ministerie van OCW heeft dit bedrag gekort op de rijksbijdrage.

De RvT achtte deze pensioenstorting wel verplicht en heeft daarom geen pogingen

ondernomen om de extra pensioenstorting terug te krijgen van het pensioenfonds

dan wel te verrekenen met de voormalig vzCvB. Ook achtte hij een dergelijke

poging juridisch onhaalbaar.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 16 van 27

3.3 Uitgaven aan het CvB betaald op basis van declaraties of

facturen

3.3.1 Algemeen

In de volgende tabel zijn de bedragen (x € 1.000) vermeld die zijn betaald op basis

van declaraties of rechtstreeks ontvangen facturen zoals kosten leaseauto’s, kosten

chauffeursdiensten, reis- en verblijfkostenkosten, telefoonkosten,

representatiekosten, abonnementen, etc.

2006 2007 2008 2009 2010 Totaal

Kosten dienstreizen 40 22 35 27 39 163

Chauffeurkosten 103 177 166 210 166 8222

Autokosten 91 107 71 93 72 600

Representatiekosten

via creditcard 21 28 12 12 7 80

Mobiele telefoons 7 1 19 4 3 34

Diversen 77 56 48 10 14 205

Totaal per jaar 339 391 351 356 301 1.738

Alle bestuursleden hebben in de door ons onderzochte periode in het kader van hun

functie onkosten gemaakt, dan wel gebruik gemaakt van door Inholland ter

beschikking gestelde faciliteiten. De gemaakte onkosten zijn ten laste gekomen van

Inholland via een beschikbaar gestelde creditcard, als vaste vergoedingen via het

salaris, op basis van declaratie of op basis van facturen van derden. Het gaat daarbij

om reiskosten, verblijfskosten, representatiekosten, telefoonkosten etc.

Daarnaast heeft het CvB in meer of mindere mate gebruik gemaakt van door

Inholland beschikbaar gestelde faciliteiten, zoals een leaseauto, de diensten van een

chauffeur en ict-voorzieningen op het privéadres.

Tot september 2008 was bij Inholland van toepassing:

· Declaratiereglement Hogeschool Inholland: Dit reglement was geldig per 1

juli 2003 en is aangepast per 1 juli 2006. In dit reglement wordt onder meer

ingegaan op de voorwaarden en tarieven ten aanzien van vervoerskosten,

verblijfkosten en buitenlandse dienstreizen. In het voorwoord bij het

reglement is aangegeven dat het declaratiereglement geldt voor alle

medewerkers die in dienst zijn van Inholland. In het reglement wordt niet

specifiek aangegeven of het ook van toepassing is voor het CvB, anderzijds

wordt het CvB niet uitgesloten.

De voormalig vzCvB en vice vzCvB zijn van mening dat deze regeling niet voor hen

van toepassing was.

2 Betreft zowel kosten van chauffeurs in dienst van Inholland als ingehuurde chauffeursdiensten

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 17 van 27

Met ingang van september 2008 is een drietal nieuwe reglementen c.q. regelingen

van toepassing voor medewerkers van Inholland. Deze zijn alle ook van toepassing

verklaard voor het CvB. Het gaat om het:

· Reglement vaste onkostenvergoedingen: In het reglement zijn onder meer

de voorwaarden en tarieven ten aanzien van de vaste onkostenvergoeding

opgenomen en worden maximale tarieven voor maaltijden en consumpties

vermeld. Tevens wordt aangegeven welke soort uitgaven worden geacht te

zijn begrepen in de vaste onkostenvergoeding.

· Declaratiereglement: In dit reglement wordt onder meer ingegaan op de

voorwaarden en tarieven ten aanzien van vervoerskosten, verblijfkosten en

buitenlandse dienstreizen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan

uitvoeringsaspecten (routing en tijdigheid).

· Leaseregeling: In dit reglement worden de voorwaarden voor het gebruik

van de leaseauto nader uitgewerkt. Onder meer wordt ingegaan op de autoen

dealerkeuze, fiscale wetgeving, zakelijk/privégebruik.

Vanaf april 2010 is voor alle Eurocard-houders van toepassing:

· Reglement Eurocard: In dit reglement wordt hoofdzakelijk ingegaan op de

procedures en uitvoeringsaspecten, zoals bewijslast en tijdigheid.

Wij hebben geconstateerd dat, zeker in de beginperiode tot september 2008 CvBleden

zelf invulling hebben gegeven aan de mate waarin kon worden gedeclareerd.

Volgens de voormalig vzCvB was het uitgangspunt daarbij dat kosten zakelijk

verantwoord moesten zijn en passend bij de functie. Specifieke normen en

reglementen ontbraken gedurende een deel van de onderzoeksperiode.

3.3.2 Vaste onkostenvergoeding en representatiekosten

De leden van het CvB ontvingen volgens de arbeidsovereenkomsten maandelijks

een vaste vergoeding van netto € 160 (€ 180 voor de voorzitter) voor gemaakte

onkosten. Eerst met het van toepassing worden van het Reglement vaste

onkostenvergoedingen in september 2008 komt er duidelijkheid welk type uitgaven

geacht worden te zijn begrepen in de vaste onkostenvergoeding. In de periode

daarna zijn diverse kosten gedeclareerd van overigens geringe omvang, die volgens

het Reglement vaste onkostenvergoeding begrepen zijn in de maandelijkse vaste

onkostenvergoeding. Het betreft o.a. verschillende representatiekosten en, met

uitzondering van het lidCvB, de kosten van aansluiting van een vaste telefoonlijn of

adsl aansluiting op het huisadres.

Wij stelden vast dat de hoogte van de gedeclareerde kosten voor maaltijden in het

algemeen hoger zijn dan de tarieven die zijn genoemd in het reglement vaste

onkostenvergoedingen en in een aantal gevallen daar zelfs ver bovenuit stegen. Dit

geldt niet voor het lidCvB. De financiële omvang hiervan hebben wij niet op een

doelmatige wijze kunnen bepalen.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 18 van 27

3.3.3 Vervoerskosten

Op grond van de arbeidsovereenkomsten beschikten alle (voormalige) leden van het

CvB over een leaseauto en maakte het lidCvB daarnaast gebruik van een OVjaarkaart.

De toegestane maximum aanschafwaarde van de leaseauto’s varieerde

tussen € 41.000 en € 55.000, inclusief eventuele extra opties/accessoires.

Extra accessoires boven de toegestane maximum aanschafwaarde komen ten laste

van de gebruiker. De exploitatiekosten van de leaseauto’s (lease, brandstof,

verzekering) en de kosten van de OV-jaarkaart (circa € 5.000 per jaar) zijn ten laste

van Inholland gekomen.

Met uitzondering van het lidCvB hebben alle (voormalige) leden het CvB leaseauto’s

gebruikt, waarvan de aanschafwaarde soms aanzienlijk hoger was dan het

maximum. Het CvB heeft ter toelichting voor de overschrijding verschillende

redenen aangegeven. Elk nieuw leasecontract is geaccordeerd door de RvT. Volgens

de ontvangen toelichtingen van het CvB en de RvT is hierbij de maandlast meer

bepalend geweest voor de keuze dan de aanschafwaarde van de leaseauto.

Hoewel de motivatie met betrekking tot beheersing van kosten op basis van

maandlasten (leasebedrag plus brandstofkosten) duidelijk is, werd in de

arbeidsovereenkomsten steeds een maximale aanschafwaarde als leidraad

gehanteerd. Ook in de leaseregeling van september 2008 wordt uitgegaan van de

aanschafwaarde. De RvT heeft aangegeven dat achteraf bezien het wellicht daarom

verstandiger ware geweest de arbeidsovereenkomsten aan te passen aan de in de

praktijk gehanteerde toepassing.

Bij de leaseauto’s van de voormalig vzCvB en vice vzCvB zijn accessoires

aangebracht op kosten van Inholland tot een bedrag van respectievelijk € 5.000 en

€ 4.000. Omdat de aanschafwaarde van de leaseauto’s boven de in de

arbeidsovereenkomsten genoemde maximumbedragen uitkomen, zijn de kosten van

de extra accessoires ondoelmatig.

Het lid van het CvB heeft verklaard dat zij vanwege reis/werkcomfort een dagelijks

keuze maakte voor reizen met een ov kaart en/of met een op milieugrondslag

gekozen auto en dat zij gemiddeld meer dan 1 dag per week gebruik heeft gemaakt

van deze kaart. Vanwege het ontbreken van een rittenregistratie is het niet na te

gaan in welke mate gebruik is gemaakt van de ov-jaarkaart. De RvT stelt dat de

omvang van het zakelijk gebruik van de ov-kaart niet relevant is omdat het een

emolument van de arbeidsvoorwaarden betreft.

Wij merken de uitgaven voor de OV-jaarkaart van het lidCvB aan als ondoelmatig en

hebben vanwege het ontbreken van een (niet verplichte) rittenregistratie deze

bepaald op in totaal circa € 19.000 (75% x € 5.000 x 5 jaar).

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 19 van 27

3.4 Conclusie

Wij hebben de rechtmatigheid en doelmatigheid onderzocht van de uitgaven aan en

ten behoeve van het CvB in de periode 2006-2010. Deze uitgaven belopen in totaal

€ 5.669.000.

Wij hebben daarbij om vaktechnische redenen geen oordeel kunnen geven over de

rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomenselementen van de

vaststellingsovereenkomsten van het CvB tot een bedrag van totaal circa € 565.000

(€ 530.000 en € 35.000).

Verder zijn er niet te kwantificeren onzekerheden ten aanzien van de volledigheid

van het teruggevloeide bedrag voor nevenwerkzaamheden van de voormalig vzCvB

en de te hoog gedeclareerde maaltijdkosten.

Wij hebben van uitgaven voor in totaal circa € 360.000 de ondoelmatigheid

vastgesteld. Dit bedrag bestaat uit:

- de kosten van de lease auto en de vaste vergoeding voor representatiekosten

na september 2007 conform de vaststellingsovereenkomst van de voormalig

vzCvB van in totaal circa € 40.000;

- een extra salarisbetaling in 2007 van circa € 43.000 aan de vice vzCvB;

- een extra vergoeding premie ziektekostenverzekering van circa € 6.000 aan de

voormalig vzCvB;

- een extra pensioenstorting van circa € 183.000 ten behoeve van de voormalig

vzCvB in februari 2007, die inmiddels al door OCW is verrekend;

- accessoires van leaseauto’s boven de toegestane aanschafwaarde van circa

€ 5.000 en € 4.000 ten behoeve van respectievelijk de voormalig vzCvB en de

vice vzCvB die niet verrekend zijn;

- de jaarlijkse ov jaarkaart voor het lid CvB van in totaal circa € 19.000;

- de bovenmatige kosten voor inhuur van chauffeursdiensten voor de vice vzCvB

van in totaal maximaal circa € 60.000 (zie de toelichting in paragraaf 4.1.2).

Wij wijzen er op dat in de paragrafen in dit rapport waarin deze bevindingen worden

toegelicht ook de mening van de betrokkenen is vermeld.

Verder is ons niet gebleken dat de overige uitgaven aan en ten behoeve van het CvB

niet voldoen aan de wettelijke voorschriften of ondoelmatig zijn.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 20 van 27

4 Overige onderwerpen

4.1 Inkoop, inhuur en contractbeheer

4.1.1 Algemeen

Bij majeure uitgaven bij één leverancier is het vanuit kostenbeheersing noodzakelijk

om een goede offerteprocedure te hebben, specifieke contracten of raamcontracten

af te sluiten en het contractenbeheer op orde te hebben. Daarbij moeten de

Europese aanbestedingsregels worden gevolgd.

Bij ons onderzoek hebben wij de offerte- en aanbestedingsprocedure beoordeeld bij

een viertal opdrachten. Eén daarvan betreft een nieuwbouwproject. De overige drie

betreffen dienstverleningen.

Bij de aanbesteding van een nieuwbouwproject en de diensten van de externe

accountant is ons niet gebleken dat niet voldaan is aan de wettelijke voorschriften.

Bij de twee andere onderzochte opdrachten tot inhuur op het gebied van

dienstverlening hebben wij een aantal bevindingen die in de hiernavolgende

paragrafen worden uitgewerkt.

4.1.2 Inhuur chauffeursdiensten

Volgens de arbeidsovereenkomsten kan het CvB de beschikking hebben over de

diensten van een chauffeur. De chauffeur van de vzCvB was in dienst van Inholland;

de chauffeurs van de overige (voormalige) leden van het CvB werden ingehuurd.

Voor de vice vzCvB is vanaf medio 2006 gebruik gemaakt van de diensten van

dezelfde chauffeur, waarvan de kosten achtereenvolgens door verschillende

bedrijven in rekening zijn gebracht.

In 2006 is deze contractueel via een Nederlands bedrijf ingehuurd. Vervolgens is de

chauffeur in de periode 2007-2008 ingehuurd via een bedrijf dat gevestigd was op

de Nederlandse Antillen. Een contract hiervoor ontbreekt. Deze constructie bleek

voor Inholland niet gunstig omdat er naderhand een forse BTW-naheffing aan

Inholland werd opgelegd. Tenslotte worden de kosten van deze chauffeur vanaf

begin 2009 in rekening gebracht via het bedrijf ASA Campus. Dit uitzendbureau

maakt onderdeel uit van Holding Inholland BV, waar de private activiteiten van

Inholland zijn ondergebracht. Inholland heeft voor de levering van de

chauffeursdiensten een contract gesloten met ASA Campus, dat op zijn beurt een

contract heeft met de firma die de chauffeur levert.

Wij hebben geconstateerd dat de voorwaarden voor deze chauffeur in vergelijking

tot wat gebruikelijk is in de branche, ruim zijn. Het uurloon is als hoog aan te

merken en reisuren woon-werkverkeer van de chauffeur worden doorbetaald. De

vice vzCvB heeft medegedeeld dat over de voorwaarden is onderhandeld. Wij

hebben dat niet kunnen vaststellen. De contracten voor de jaren 2007 en 2008

ontbreken. De contracten voor 2009 en 2010 werden onder de verantwoordelijkheid

van de vice vz CvB getekend.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 21 van 27

De vice vzCvB heeft medegedeeld dat hij niet betrokken was bij de inhuur van zijn

chauffeur, dat dit ook geen onderdeel was van zijn werkzaamheden of portefeuille

en dat het budget voor chauffeursdiensten viel onder de directeur bestuurszaken.

Wij merken de bovenmatige vergoedingen voor chauffeursdiensten aan als

ondoelmatig. Het gaat hier om circa € 60.000.

4.1.3 Inhuur organisatieadviesbureau

Vanaf 2004 heeft Inholland een organisatieadviesbureau ingehuurd voor

verschillende werkzaamheden, zoals:

• de implementatie van een studentinformatiesysteem;

• de (technische) implementatie van een roosterpakket;

• de ontwikkeling en implementatie van een strategische planningstool voor

het managen van het onderwijslogistieke proces;

• het vervullen van verschillende interim-management opdrachten.

In de onderzoeksperiode zijn jaarlijks gemiddeld zes tot acht personeelsleden,

meestal in deeltijd, ingehuurd voor (advies)werkzaamheden. Drie daarvan zijn

nagenoeg permanent ingehuurd geweest, waarvan één - die ook algemeen directeur

van het organisatieadviesbureau is - onder meer diverse opeenvolgende interimfuncties

heeft vervuld bij Inholland, zoals directeur van de voormalige directies ICT

en FZ en als laatste de functie van directeur Control vanaf het najaar 2008. Het

totale bedrag dat met de inhuur samenhangt over de periode 2006 tot en met 2010

is circa € 4,8 mln.

Om (de schijn van) functievermenging te voorkomen in met name de periode dat de

interim-functie van directeur Control door het adviesbureau werd ingevuld,

adviseerde de directeur van de Dienst Finance destijds het CvB om gedurende die

interim functievervulling geen nieuwe opdrachten aan het adviesbureau te

verstrekken. Het is ons niet duidelijk geworden welke concrete beslissingen het CvB

daarna heeft genomen. De vzCvB verklaarde er vanuit te zijn gegaan dat de inhuur

inderdaad was gestopt. In de betreffende periode zijn evenwel nieuwe opdrachten

aan het adviesbureau verstrekt. Deze ingehuurde medewerkers zijn aangetrokken

op initiatief van het management van de organisatieonderdelen waar ze zouden

worden ingezet. Omdat het hier ging om de specifieke kennis van medewerkers die

al bekend waren bij Inholland van eerdere opdrachten, is de offerteprocedure niet

altijd gevolgd. Er is overigens niet gebleken dat de ingehuurde directeur hierbij in de

achtereenvolgende functies sturend is geweest.

Over de periode tot en met 2007 was een raamcontract van toepassing, waarin

onder meer een gestaffelde volumekorting was opgenomen. Bij een hogere

jaaromzet wordt ook het kortingspercentage hoger. Tot en met 2006 is de

volumekorting ontvangen, daarna niet meer. Over 2007 zou op basis van de

voorwaarden van het raamcontract recht bestaan op een volumekorting van circa

€ 148.000. Dit kortingsbedrag is niet ontvangen of verrekend. De vice vzCvB en de

directeur van het betreffende organisatieadviesbureau stellen dat de volumekorting

in 2007 is verrekend met de kosten voor het dubbele (ict en facilitaire zaken)

directeurschap van de algemeen directeur van het adviesbureau. Wij hebben op

grond van de aangetroffen facturen niet kunnen vaststellen dat deze korting

daadwerkelijk is verrekend. Als over de jaren 2008 tot en met 2010 dezelfde

volumekorting van toepassing zou zijn geweest, dan zou deze uitkomen op een

bedrag van circa € 373.000. De vice vzCvB heeft verklaard dat geen nieuw

raamcontract met volumekorting is afgesloten vanwege mogelijke

belangenverstrengeling van de ingehuurde directeur.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 22 van 27

Wij concluderen dat de inhuur van personeel van het betreffende

organisatieadviesbureau onvoldoende aandacht heeft gekregen. Door niet heldere

afspraken en een tekortschietend inkoopbeleid bleef het risico van (de van schijn

van) belangenverstrengeling bestaan. Door ontoereikend contractbeheer is geen

aanspraak gemaakt op een bedrag aan volumekorting van circa € 148.000.

Daarnaast is Inholland wegens het ontbreken van een nieuw raamcontract, mogelijk

een kortingsbedrag van circa € 373.000 misgelopen.

Wij merken de niet ontvangen volumekorting van circa € 148.000 als onrechtmatig

en de mogelijk misgelopen korting van circa € 373.000 als ondoelmatig aan.

4.2 Publiek private activiteiten

4.2.1 Holding Inholland bv

De private activiteiten van Inholland betreffen onder andere contract onderwijs,

niet-bekostigd onderwijs en een uitzendbureau waar studenten werkervaring op

kunnen doen. Inholland heeft zijn private activiteiten ondergebracht in een aantal

besloten vennootschappen die worden aangestuurd door de houdstermaatschappij

Inholland Holding BV. De hogeschool is enig aandeelhouder van deze Inholland

Holding BV.

Door cumulatieve verliezen uit het verleden is het eigen vermogen eind 2007

gedaald tot een negatief vermogen van circa € 5,5 mln. In 2009 heeft de

hogeschool een debiteurenvordering van € 6 mln op de holding boekhoudkundig

omgezet in eigen vermogen van de holding.

Op termijn zal de holding voldoende positieve resultaten moeten hebben om de

investering van publiek geld in private activiteiten terug te verdienen. Het CvB heeft

hier ook actief op gestuurd, onder andere door het opstellen van een businessplan

en het aanstellen van een nieuwe directeur. De holding heeft in 2008 en 2009 een

positief resultaat laten zien.

Ons is niet gebleken dat de private activiteiten in de holding niet voldoen aan de

wettelijke voorschriften.

4.2.2 Nyenrode

In december 2004 besloten de Stichting Hoger Onderwijs Nederland (hogeschool

Inholland) en de Stichting Nyenrode tot samenwerking via de joint venture

Nyenrode Business Universiteit BV (NBU), waarin beide partijen voor 50%

participeerden. De inbreng van Inholland in deze samenwerking betrof de storting

van 50% in het aandelenkapitaal van € 2,5 mln en een jaarlijkse bijdrage aan het

onderzoeks- en wervingsbudget van € 2,5 mln gedurende vier jaren.

De doelstelling van de joint venture was versterking van de positie van beide

instellingen door bundeling van wetenschappelijk en hoger beroepsonderwijs,

hetgeen moest leiden tot grotere doorstroommogelijkheden voor studenten,

verdieping van de inhoudelijke onderwijscomponent, intensivering van onderzoek en

versteviging van het financiële draagvlak.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 23 van 27

In de uitvoering van de samenwerking heeft de NBU volgens Inholland echter

onvoldoende prestaties geleverd. Daarnaast beoordeelde Inholland de toegevoegde

waarde van de samenwerking als onvoldoende. Daarop werd in 2009 besloten de

samenwerking te beëindigen en de betalingen te stoppen. Tot dat moment had

Inholland een bedrag van totaal € 7 mln. betaald aan de NBU voor het onderzoeksen

wervingsbudget. De beslissing om met de samenwerking te stoppen ligt in lijn

met de conclusies uit een rapport van de Inspectie (“Samenwerking

bekostigd/onbekostigd onderwijs, hogeschool Inholland/Universiteit Nyenrode”,

januari 2009) over de samenwerking.

Het hierna volgende onderhandelingsproces heeft ertoe geleid dat Nyenrode de

nominale waarde van de aandelen zal terugbetalen en dat Inholland zal worden

gecompenseerd voor niet geleverde researchbijdragen met een bedrag van € 3,5

mln en dat de samenwerkingsovereenkomst is beëindigd per 31 december 2009.

Nyenrode zal in vijf jaar in totaal € 6 mln terug betalen.

Met een brief van 19 maart 2010 heeft Inholland het ministerie van OCW

geïnformeerd over de afwikkeling van de beëindiging van de joint venture.

Volgens de accountant belast met de jaarrekeningcontrole wordt de financiële

afwikkeling verwerkt in de jaarrekening 2010. Deze was ten tijde van ons onderzoek

nog niet beschikbaar.

In totaal heeft Inholland € 3,5 mln bijgedragen aan de joint venture NBU.

Volgens de RvT is dit geld in algemene zin wel goed besteed, omdat de NBU wel

degelijk voor dit geld onderzoek heeft uitgevoerd.

Ons is niet gebleken dat de afwikkeling van de beëindiging van de joint venture met

Nyenrode niet voldoet aan de wettelijke voorschriften.

4.3 Wildenborch

In december 2006 hebben Inholland en Woonstichting De Key een intentieverklaring

getekend inzake de koop en levering van twee percelen grond in Diemen, te weten:

Bergwijkdreef en Wildenborch, waarbij de feitelijke levering van de percelen

geschiedt nadat Inholland de opstallen (schoolgebouwen) volledig heeft gesloopt. In

de intentieverklaring is vastgelegd wanneer en onder welke voorwaarden de twee

percelen grond worden geleverd. De overeengekomen verkoopprijs van Wildenborch

bedraagt € 8 mln, te verhogen met rentederving tot het moment van oplevering.

Voor Wildenborch is afgesproken dat dit pand in gebruik blijft bij Inholland tot

uiterlijk 1 januari 2012, met de mogelijkheid van twee keer twee jaar

gebruiksverlenging. Indien de hogeschool hiervan gebruik wilde maken diende

Inholland uiterlijk 1 juli 2010 dit aan Woonstichting De Key te melden. Zonder

melding eindigt het gebruik op 1 januari 2012.

Een langer gebruiksrecht was noodzakelijk gezien de nieuwbouwplannen van

Inholland in Amsterdam in samenwerking met de Vrije Universiteit. Door een

omissie heeft Inholland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot

gebruiksverlenging van Wildenborch. Uit gesprekken blijkt dat de ongebruikelijke

datum halverwege het jaar en het ontbreken van een geschikt systeem voor de

bewaking van vervaldata in contracten daarvan de belangrijkste oorzaken zijn.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 24 van 27

Met een brief van 12 augustus 2010 meldt de woonstichting dat geen verzoek tot

gebruiksverlenging is ontvangen en bevestigt dientengevolge de afgesproken datum

van levering 1 januari 2012. Nadat het CvB tijdens de reguliere vergadering op

9 september 2010 door de vice vzCvB is geïnformeerd, is de maand september

gebruikt om diverse mogelijkheden nader te onderzoeken.

De vice vzCvB brengt in de vergadering van de RvT van 5 oktober 2010 het voorstel

in om de oorspronkelijke intentieovereenkomst te ontbinden, hetgeen voor de

hogeschool inhoudt dat enerzijds de hogeschool niet gehouden is aan levering van

het perceel, maar dat anderzijds de hogeschool het afgesproken verkoopbedrag ad

€ 8,9 mln (inclusief rentederving) misloopt. Het CvB besluit op 28 oktober 2010 tot

ontbinding van de intentieovereenkomst onder gelijktijdige toekenning van het

eerste recht van koop van Wildenborch aan Woonstichting De Key. Op

23 november 2010 stemt de RvT in met deze beslissing.

Wij stellen vast dat er sprake is geweest van een inadequaat systeem van bewaking

van contractvoorwaarden, waardoor Inholland voor voldongen feiten werd geplaatst.

Ons is niet gebleken dat hier niet voldaan is aan de wettelijke voorschriften.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 25 van 27

5 Bestuurlijk handelen en toezicht

In de vorige hoofdstukken van dit rapport hebben wij de bevindingen weergegeven

van ons onderzoek naar het geheel van beloningen, vergoedingen en faciliteiten

voor de leden van het CvB in de periode 2006 tot en met 2010 en de rechtmatigheid

en doelmatigheid van een aantal specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering over

die periode. In dit hoofdstuk gaan wij in op het handelen van de leden van het CvB,

de RvT en de externe accountant ten aanzien van voorgenoemde onderwerpen.

In hoofdstuk twee van dit rapport hebben wij beschreven dat het CvB van Inholland

verantwoordelijk is voor het rechtmatig en doelmatig besteden van de ontvangen

rijksbijdrage en voor een zorgvuldige en risicomijdende bedrijfsvoering. Dit geldt

zeker ook voor de eigen beloning, vergoedingen en andere faciliteiten, vooral ten

aanzien van de aspecten transparantie en soberheid. Volgens artikel 10 van de

statuten van Inholland en het bestuursreglement (artikel 7.1) is sprake van een

collegiaal bestuur. Dit betekent dat de leden van het CvB in beginsel

verantwoordelijk zijn voor wat tot hun portefeuille behoort en het CvB

verantwoordelijk is voor het bestuurlijk handelen van het CvB als geheel, tenzij een

individueel bestuurder geen verwijt valt te maken.

De RvT benoemt het CvB, stelt hun arbeidsvoorwaarden vast en houdt toezicht op

het beleid van de hogeschool en de uitvoering daarvan. Dat toezicht is vooral gericht

op het goed functioneren van het CvB in algemene zin, op de hoofdlijnen van beleid

en uitvoering en op incidentele belangrijke beslissingen van het CvB. De RvT neemt

besluiten met meerderheid van stemmen. In de onderzoeksperiode onderhandelde

de vzRvT namens de RvT met de leden van het CvB over hun arbeidsvoorwaarden

en ondertekende de arbeidsovereenkomsten. Ook voerde hij, samen met andere

leden van de RvT, de functioneringsgesprekken met de leden van het CvB.

Ons is niet gebleken dat sprake is geweest van onzorgvuldig bestuurlijke handelen

bij de aanbesteding van een nieuwbouwproject, de opdrachtverlening aan de

externe accountant, de private activiteiten via de Holding Inholland BV en het

afstoten van de deelneming in Nyenrode. Ook hebben wij ten aanzien van de rol van

de externe accountant in relatie tot de onderzochte onderdelen van de

bedrijfsvoering, geen bevindingen.

Bij het inhuren van personeel van een organisatieadviesbureau heeft de vice vzCvB

onvoldoende aandacht besteed aan de specifieke risico’s daarvan. Bij de inhuur, in

de vorm van vier achtereenvolgende constructies, van zijn eigen chauffeur heeft hij

onvoldoende aandacht besteed aan de doelmatigheid van deze inhuur en de fiscale

risico’s daarvan. Bij het afstoten van het gebouw Wildenborch heeft hij de cruciale

termijnen onvoldoende bewaakt. Het CvB heeft aan dit laatste onderwerp

onvoldoende aandacht besteed. Het betrof hier immers een belangrijk element van

het meerjarige huisvestingsbeleid. De vzCvB en de vice vzCvB hebben de RvT te laat

geïnformeerd over dit probleem.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 26 van 27

Het beleid voor de beloningen, overige vergoedingen en faciliteiten voor het CvB,

evenals de uitvoering daarvan, schoot in de onderzoeksperiode tekort.

Dit blijkt uit het volgende:

· Tot september 2008 waren behoudens gebruikelijke interne controle

maatregelen nauwelijks interne regelingen voor onkosten van het CvB.

Zowel het CvB als de RvT hadden dit beter moeten regelen.

· De vice vzCvB en de vzCvB declareerden na het invoeren van een reglement

in 2008 regelmatig kosten voor representatieve lunches en diners die hoger

waren dan in het reglement is toegestaan.

· Aan het lidCvB werd naast een leaseauto een OV-jaarkaart verstrekt.

· Gedurende de gehele periode handelde het CvB, met instemming van de

RvT, bij het afsluiten van contracten voor de lease van auto’s niet in

overeenstemming met de bepalingen in de arbeidsovereenkomsten, en ware

het ook volgens de RvT beter geweest die arbeidsovereenkomsten daarop

aan te passen.

· Voor de vice vzCvB werd in 2007 op initiatief van de RvT een extra salaris

toegekend waarvoor niet-valide argumenten werden aangevoerd. Het

ministerie van OCW is hierover namens de RvT schriftelijk niet volledig

geïnformeerd.

· Met goedkeuring van de RvT is voor de voormalig vzCvB een nietverschuldigde

extra pensioenstorting gedaan.

· Met goedkeuring van de RvT declareerde de voormalig vzCvB een nietverschuldigde

vergoeding voor de premies van een ziektekostenverzekering.

· De vertrekregeling die de RvT in 2007 sloot met de voormalig vzCvB, bevat

elementen zoals het tot en met 2008 ter beschikking stellen van een

leaseauto na het aftreden als voorzitter en voortzetting van de vaste

representatiekostenvergoeding, terwijl hij geen werkzaamheden meer

verrichtte voor de hogeschool.

· De RvT heeft van de voormalig vzCvB geen opgave van neveninkomsten

gevraagd, hoewel de vertrekregeling daartoe de mogelijkheid bood.

Betrokkene kreeg van de voorzitter van de RvT mondeling toestemming

voor het vervullen van een van de nevenfuncties zonder verrekening van

inkomsten.

· Belangrijk element van de vertrekregeling van de voormalige vzCvB was dat

betrokkene kon worden ingezet als adviseur voor het CvB. De nieuwe

voorzitter besloot daarvan geen gebruik te maken. Daarna heeft de RvT het

ministerie van OCW desgevraagd schriftelijk geïnformeerd over de

vertrekregeling maar verzuimd te melden dat geen sprake meer was van

inzet als adviseur.

De RvT heeft gesteld dat hij in de jaren 2006 tot en met 2010 gemeend heeft

voor wat betreft het beloningsbeleid te hebben gehandeld in de geest van de

Statuten en de in zijn periode geldende bestuurdersreglementen en dat hij tevens in

zijn optiek het beloningsbeleid ook zoveel mogelijk heeft afgestemd op

achtereenvolgens de Hay beloningsstructuur, de HBO branchecode, de nieuw

gewijzigde salarisindicatie van de HBO branchecode en de discussies over de

Balkenende norm.

Bij het toekennen door de RvT en de uitvoering van beloningen, overige

vergoedingen en faciliteiten aan het CvB hebben alle betrokkenen in meer of

mindere mate onzorgvuldig gehandeld. De Raad van Toezicht, de voormalige

voorzitter en de vicevoorzitter van het CvB hebben in een aantal gevallen niet

voldaan aan de hoge eisen die worden gesteld aan het belonen van het CvB in de

publieke sector.

RAPPORT BELONEN, BESTUREN EN TOEZICHT BIJ HOGESCHOOL INHOLLAND 6 JUNI 2011

Pagina 27 van 27

6 Reactie hogeschool Inholland

Hogeschool Inholland heeft kennisgenomen van het concept eindrapport ‘Belonen,

besturen en toezicht bij Hogeschool Inholland’. Allereerst willen wij u en uw

onderzoeksteam bedanken voor het compacte rapport en het onderzoekswerk dat

daaraan ten grondslag ligt. Wij willen daarnaast ook onze waardering uitspreken

voor de constructieve en respectvolle wijze waarop het onderzoek bij Inholland is

uitgevoerd. Het onderzoek helpt Inholland een hoofdstuk af te sluiten.

Op een aantal punten herkennen wij de bevindingen van de Inspectie. We

constateren echter ook dat de Inspectie slechts in beperkte mate aanvullende

bevindingen heeft op de in het begin van het onderzoek aangedragen thema’s en

dat een aantal thema’s ook tot de conclusie leiden dat in voldoende mate binnen de

kaders van rechtmatigheid of doelmatigheid is gehandeld.

De Inspectie geeft terecht in het rapport aan dat er hoge eisen dienen te worden

gesteld aan soberheid en transparantie daar waar het gaat om alle aspecten van

belonen. We onderschrijven dat ten volle en hebben stappen gezet om deze

soberheid en transparantie ook zichtbaar te maken. Ook onderschrijven we als

College dat in (een deel van) de onderzochte periode de bedrijfsvoering

onvolkomenheden vertoonde. We zullen deze onvolkomenheden herstellen.

We hechten eraan te vermelden dat de onderzochte periode en de constateringen

die daarover worden gedaan achter ons liggen. We nemen kennis van een aantal

conclusies die de Inspectie over deze periode trekt. We beseffen dat de conclusies

van het rapport onderdeel zijn van de geschiedenis van Inholland, trekken daar

lering uit en trekken ons dat in functionele zin aan.

Tegelijkertijd constateren we dat er onderdelen zijn in het rapport waar discussie

over mogelijk blijft, vooral daar waar het oordeelsvorming betreft ten aanzien van

geconstateerde feiten. Enkele daarvan zijn, de ‘’mogelijk’’ misgelopen korting bij

inhuur van organisatieadviesbureau, de chauffeursdiensten van de vice vzCvB en de

extra salaristoekenning van de vice vzCvB.

We constateren tevens dat de Inspectie niet altijd uitspraken doet over

vaststellingsovereenkomsten met voormalige bestuurders. Het kan zijn dat de

Inspectie ervoor heeft gekozen deze overeenkomsten niet juridisch te toetsen daar

waar dat wel noodzakelijk was geweest. Dat zou ook kunnen gelden voor de

onderdelen waar de Inspectie wel een oordeel uitspreekt. We zijn van mening dat dit

dan alsnog zou moeten gebeuren.

Hogeschool Inholland is zich zeer bewust van het feit dat publieke middelen

doelmatig en rechtmatig dienen te worden besteed. Het rapport van de Inspectie

heeft dat onmiskenbaar duidelijk gemaakt. We wachten de uiteindelijke maatregelen

van het Ministerie af die naar aanleiding van dit rapport zullen worden genomen. We

behouden ons daarbij het recht voor op dat moment nader stelling te nemen,

inhoudelijk of in rechte, vooral daar waar onze maatschappelijke

verantwoordelijkheid en onze reputatie in het geding is.

Deel dit artikel:

Aanbevolen podcasts

Philips aan kop in licht hogere AEX op rustige Hemelvaartsdag

Chipbedrijven ASML en Besi onder druk op rustig Beursplein

Beleggerspanel over het bloedbad op de beurs

Volg de discussie via Facebook of Twitter

Doe mee aan de discussie op onze Facebookpagina of via Twitter (#bnr).
BNR Facebook BNR Twitter
live-studio-image

Populairste podcasts

Zijn we te bang voor escalatie?

Dit is Lucid van plan in Nederland

Schaal van Hebben | Nintendo Switch Sports

Arthur van Schayk (Remeha) over het verplicht installeren van warmtepompen

FEMMETJE DE WIND, LEO ALKEMADE & GIOVANCA

  • BNR Nieuwsradio

  • Contact
  • Frequenties
  • Files en flitsers
  • BNR Nieuwsbrief
  • Podcasts
  • RSS feed
  • Disclaimer
  • Zakelijke info

  • Dutch Podcast Awards
  • Adverteren
  • Podcast laten maken
  • Vacature plaatsen op BNR
  • Werken bij BNR
  • Stages
  • FD Mediagroep

  • Company.info
  • Energeia
  • ESB
  • FD
  • FD Mediagroep
  • Investment Officer
  • Listn
  • PensioenPro
  • Download de app

  • Privacy
  • Copyright
  • Cookies
  • Voorwaarden