
Vandaag kijkt Europa-verslaggever Anke Truijen naar de inzet van Nederland als EU-voorzitter. Sinds 1958 bekleedde Nederland elf keer het voorzitterschap: in de tweede helft van 1960, 1963, 1966, 1969, 1972, 1976, de eerste helft van 1981, 1986 en 1997, de tweede helft van 1991 en ten slotte de tweede helft van 2004. En nu dus weer in het eerste half jaar van 2016.
Belangrijke les uit het verleden: het begint allemaal met een gedegen voorbereiding. Want hoewel het Nederlands voorzitterschap in 1991 uiteindelijk het verdrag van Maastricht opleverde, ging het gastland volgens Elsevier-columnist en historicus Arend Jan Boekestijn af als een gieter. Het Nederlandse voorzitterschap gaat volgens Boekestijn steeds meer lijken op egeltjesseks: je hoort dat ze bezig zijn, maar heel spannend is het niet. Dat komt onder meer doordat de belangrijkste raden - regeringsleiders, eurozoneministers en Buitenlandse Zaken - inmiddels beschikken over een eigen voorzitter.
En daarmee is het tegenwoordig vooral zaak om de rest van de Europese vergadertrein op de rails te houden. "Diplomaten zeggen nu dat ze ontzettend blij zin als ze er zonder kleerscheuren doorheen komen. Dat is ook zo, maar daarnaast zijn de problemen nu heel groot. Ze zijn zó groot dat ik heel erg zou hopen dat Rutte nauw samenwerkt met zowel Hollande, Merkel als Cameron om te kijken of we een formule kunnen vinden waarbij Engeland erbij blijft. Dat zou een prestatie van formaat zijn."