'Deeleconomie beter reguleren'
Deelplatforms als Airbnb, SnappCar en Uber hebben hun onschuld verloren en moeten beter gereguleerd worden. Ze groeien uit tot monopolies waardoor economische en maatschappelijke belangen in het gedrang komen. Dat staat in een advies van het Rathenau Instituut aan de Tweede Kamer.
Vandaag verschijnt het rapport van het instituut: 'Eerlijk delen', over de deel- en kluseconomie. Volgens het rapport is het aantal Nederlanders dat gebruik maakt van de deelplatformen in drie jaar tijd verviervoudigd, tot bijna een kwart van de bevolking vorig jaar.
Monopolie
Deelplatforms zijn in Nederland gestimuleerd. Daar is ook niets mis mee, zegt directeur Melanie Peters van het Rathenau Instituut. 'Ze genereren werkgelegenheid, ze stimuleren ondernemerschap en ze laten innovatie zien in bestaande sectoren. Dus als ze klein zijn, krijgen ze bij ons de ruimte en dat werpt ook zijn vruchten af.' Maar vervolgens hebben de deelplatformen de neiging zo groot te groeien dat ze een monopolie gaan vormen. 'En dan zie je, zoals in Amsterdam met de verhuur van kamers, dat dat overlast genereert op straat, deels valse concurrentie aandoet aan bestaande bedrijven, maar ook voor ons als consumenten gevaren oproept over privacy, onze autonomie.'
Toezicht
Volgens Peters moeten waakhonden als de AFM dan ook niet huiverig zijn om toe te zien op platforms. Voor de klantengegevens, die platforms omwille van de privacy vaak niet met overheden willen delen, zou er een 'derde vertrouwde partij' in het leven moeten worden geroepen, die toegang heeft tot de data. Peters: 'Dat is in ieder geval een van de unieke aspecten van de platformen die nu eigenlijk de handhaving tegenhouden.'
Ook moet de overheid de juridische status van deel- en klusplatformen transparanter maken. Omdat de platformen afhankelijk zijn van data en beoordelingen van hun gebruikers, zouden beoordelingen ook gestimuleerd moeten worden zodat ze 'betrouwbaar en meeneembaar' worden. Gebruikers zouden hun 'reputatiedata' mee moeten kunnen nemen naar andere platformen, stelt het rapport, dat in samenwerking met de Universiteit Utrecht tot stand kwam.