
Rentetarieven vertonen al sinds de jaren 80 een neerwaartse trend in ontwikkelde economieën, zoals het eurogebied. Hoewel de nominale rente, oftewel de rente vóór inflatiecorrectie, recent is gaan stijgen, verandert dat volgens het CBP niets aan die neerwaartse trend. De reële rente, oftewel de rente die je overhoudt na aftrek van de inflatie, bevindt zich nog altijd op een historisch laag niveau.
Lees ook | Kredietverzekeraar Atradius vreest voor periode van stagflatie
Doordat mensen meer zijn gaan sparen voor hun pensioen door een hogere levensverwachting na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, blijft de rente laag. Tegelijkertijd zorgt een lagere productiviteitsgroei voor minder vraag naar besparingen, omdat investeringen in nieuwe technologieën daardoor minder rendabel zijn.
Ook de prijsdaling van kapitaalgoederen ten opzichte van consumptiegoederen (alle producten die worden gebruikt in huishoudens, bedrijven en maatschappelijke instellingen) heeft hetzelfde effect. Daardoor is er minder spaargeld nodig is om kapitaalgoederen als machines, gereedschappen, bedrijfsauto's, gebouwen en voorraden te financieren.
Keerzijde
De langdurig lage rente heeft een keerzijde, komt ook naar voren in de CPB-publicatie. Een lage nominale rente vermindert namelijk ook de effectiviteit van het beleid van de centrale banken bij het stimuleren van de economie. Tijdens recessies moeten ze de rentetarieven flink verlagen om de economie aan te jagen, maar door de al lage rentes is daar weinig ruimte voor.
Negatieve rentes zouden er daarbij voor kunnen zorgen dat mensen hun geld van de bank halen en in contanten gaan bewaren. In dat geval moeten centrale banken onconventionele maatregelen nemen waarvan de werkzaamheid onzeker is. Hierdoor kunnen recessies langer aanhouden.