'Dreiging Noord-Korea extreem serieus'
We moeten kernproeven als die van vandaag in Noord-Korea extreem serieus nemen. Dat zegt Remco Breuker, hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit Leiden.
‘Het gaat dan niet zozeer om het dreigement dat ze een kernkop zullen afvuren naar Japan of Amerika, maar wat mij betreft is het risico op een ongeluk veel groter’, denkt Breuker. ‘Noord-Korea heeft namelijk heel weinig resources en een heel klein budget. Als je een fout maakt als individu, dan zijn de gevolgen heel groot. Noord-Korea zit in wetenschappelijke isolatie en het ontwikkelen van nucleaire wapens is in de beste omstandigheden al niet makkelijk. Als je dat allemaal bij elkaar gooit, dan maak ik mij daar grote zorgen over.’
Westen grijpt in bij ongeluk
Mocht zo’n ongeluk zich voordoen, dan voelen buurlanden zich waarschijnlijk verplicht om in te grijpen, verwacht Breuker. ‘Dan heb je de poppen echt aan het dansen.’ Op dit moment komt de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bijeen om over de acties van Noord-Korea te praten. Hoe dichtbij daadwerkelijk ingrijpen is, vindt Breuker lastig te zeggen. ‘Ik denk dat in Peking, Tokio, Seoel en Washington denkbeeldige lijnen in het zand zijn getrokken. Als Noord-Korea daar overheen gaat, wordt er serieus gepraat over ingrijpen. Ik denk dat we daar nog niet zijn, maar in het geval van een nucleair ongeluk zullen we er in één klap zijn.’
Militair ingrijpen betekent Derde Wereldoorlog
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is in de huidige situatie volledig kansloos. ‘Ze kunnen helemaal niks doen’, zegt Breuker. ‘Diplomatie met Noord-Korea is zo dood als een pier. Wat dan overblijft is een militaire interventie. Dat zou verschrikkelijk zijn, dat zou een Derde Wereldoorlog betekenen. De enige oplossing die ik zie, is werken met de Noord-Koreanen zelf. Daarbij moet je de staat volledig vergeten. Bijvoorbeeld door te investeren in mensen die de grens met China telkens oversteken. Zij zijn de enige echte tegenkracht van Noord-Korea in het land zelf. Iets beters kan ik er niet van maken ben ik bang’, besluit Breuker.