Topambtenaar wil monopolie NS breken
De monopolie-positie van de NS brengt de Nederlandse economie schade toe. Dat stelt Chris Buijink, hoogste ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken in zijn jaarlijkse nieuwjaarsartikel in economenblad ESB.
De NS kan beter aan de economie bijdragen als de NS de juiste prikkels krijgt om die betere prestatie te leveren, zegt Chris Buijink, secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken. "Dan krijgen we een betere kwaliteit voor minder middelen."
Concurrentie
Buijink legt uit: "We hebben de laatste jaren goede ervaringen gehad met
de aanbesteding van regionaal busvervoer in sommige delen van het land. Wanneer
je bijvoorbeeld in een grotere samenhangende regio in het land zou zeggen: wie
doet hier het spoorvervoer, de NS of anderen, dan geef je de NS een prikkel om
een zo goed mogelijke prestatie te leveren."
"In grotere regio's zou je met concurrentie rond het spoor nog betere resultaten kunnen boeken, als je kijkt naar de evaluatie die we de afgelopen jaren op dat punt op kleinere schaal hebben gedaan."
ProRail en NS
De Eerste Kamer heeft onlangs geadviseerd om te overwegen ProRail en de NS
weer samen te voegen. Buijink vindt geen goed plan. "Als je de beheerder
van de infrastructuur met de grootste vervoerder op het spoor samenvoegt, dan
krijg je een nog grotere monopolist. Ik denk dat er slimmere manieren zijn om
de samenwerking tussen ProRail en de NS te verbeteren."
Subsidies
Eén van de manieren is om de subsidie niet voornamelijk naar ProRail te sturen,
maar naar de vervoerders zelf. "Nu gaat het geld voor de kosten van de
rails van het ministerie naar ProRail en de NS en andere vervoerders rijden
eroverheen. Wat je zou moeten hebben is dat die vervoerders de diensten die ze
willen afnemen zelf aan ProRail betalen. Dat richt ProRail meer op de wensen en
verlangens van de gebruikers."
Markt vs. overheid
In Buijink's artikel staat dat hij geen keuze wilt maken tussen de markt of
overheid. "Je moet daar gewoon een slimme mix van hebben", zegt
Buijink. "Wanneer we de publieke diensten die enorm belangrijk zijn voor de
economie - zoals wonen, zorg, onderwijs en vervoer - met publieke middelen
willen financieren, dan is het de verantwoordelijkheid van de politiek om
helder te definiëren welke taken ze dan geleverd willen hebben en hoe ze daar
verantwoording via meetbare prestaties over willen afgelegd hebben.
Tegelijkertijd moeten we gebruiken maken van de mogelijkheden die marktprikkels
bieden om het zo doelmatig mogelijk te maken.”