Hemmen9 apr '13 12:15

Rijksmuseum behoort tot de top van Europa

Auteur: Harmen Simon Teunis

Het vernieuwde Rijksmuseum opent zijn deuren weer op 13 april. Dankzij de bijdragen van verschillende partijen staat het museum ook internationaal goed op de kaart. "Binnen Europa zitten we bij de top 5 van musea die kunnen verwerven", zegt Taco Dibbet, directeur collecties van het Rijksmuseum op BNR.

De verbouwing van het museum duurde meer dan 10 jaar en kostte 375 miljoen euro. En die tijd heeft in het voordeel van het museum gewerkt. "Ik denk dat we over de 120 objecten hebben kunnen kopen", zegt Dibbet. En dat ondanks dat de rijksbijdrage is verminderd van 44,1 miljoen euro in de laatste vier jaar naar 38,2 miljoen euro in de huidige subsidieperiode.

De aankopen heeft het museum kunnen doen dankzij de bijdragen van verschillende partijen. "Wij hebben het museum zelf ongeveer 200.000 euro om kunst te kopen. Maar daarnaast zijn er de BankGiro loterij, de Vereniging Rembrandt, het Mondriaanfonds, het SNS Reaal Fonds en het VSB-fonds. [...] Dankzij de BankGiro loterij, waar we bijna 3 miljoen euro per jaar van krijgen om kunst te kopen, hebben we een plaats op de internationale markt en kunnen we ook meebieden op veilingen. [...] Binnen Europa zitten we bij de top 5 van musea die kunnen verwerven."

Het Rijksmuseum bevindt zich zelfs in een betere positie dan het wereldberoemde Prado in Madrid. "En dat komt dankzij de BankGiro loterij. Dat is iets heel bijzonders." Maar er zijn ook veel particulieren die een bijdrage leveren, zegt Dibbet. "Dat staat ook in de traditie van het Rijksmuseum. Het is een museum dat is gebouwd door burgers voor burgers."

Andere focus
Dat het museum dankzij  externe partijen toch aankopen heeft kunnen doen, is het gevolg van het beleid. "Toen Wim Pijbes en ik begonnen, hebben we gezegd dat we een terugtrekkende beweging zagen van de overheid. En daar moesten wij in springen. We hebben een afdeling development opgezet, die fantastisch wordt gerund. Je ziet ook dat Nederland vrijgevig is. De bijdragen die we hebben gekregen zijn ongelooflijk geweest." Zonder rijksbijdrage zou het museum dan ook niet kunnen, zegt Dibbets.

Hij maakt de vergelijking met Amerika. "Ik denk dat we in Nederland niet zo'n systeem willen hebben." Zijn voorkeur gaat uit naar een gezonde balans van steun van de overheid, burgers en bedrijven. "Een balans tussen aan de ene kant de overheid die zorgt voor het huis - voor het gebouw waarin de kunst voor generaties bewaard kan blijven - en aan de andere kant particulieren en bedrijven die bijdragen zodat we de kunst en de geschiedenis kunnen tonen. Maar ook zodat we er scholen naartoe kunnen krijgen en restauraties kunnen doen en onderzoek kunnen doen zodat de mensen altijd de meest up-to-date informatie hebben. Dat is heel erg belangrijk."

Geen stukken verkopen
Maar verkopen van stukken zou natuurlijk ook kunnen om aan geld te komen. “Dat doen wij niet. Ik denk dat het interessant is hoe wij naar erfgoed kijken. In Rusland of Engeland zegt men; wij zijn zo trots dat wij zoveel hebben, maar ze kunnen het niet eens laten zien. In Nederland is men van de opgeruimde zolder. Als je het niet toont, verkoop het."

En dat is iets wat Dibbets zelf niet graag zou doen. "Dat straalt toch ook een zekere arrogantie uit. Wie ben ik, in die korte tijd dat ik hoeder van het erfgoed ben, om te bepalen wat wel en niet belangrijk is. Het Rijksmuseum heeft dat gedaan in de 19 eeuw. We hebben toen prenten gekocht die we nu dolgraag zouden willen terugkopen. Je begaat heel snel een fout. De dingen die je nu niet wil hebben als museum, willen particulieren meestal ook niet hebben. Dus je verdient er ook niet veel mee."

Een overdracht aan een ander museum zou hij wel begrijpen. "Dat doe je dan het liefst met een gesloten beurs. Want je wil kunst tonen. Maar wij willen ook echt een veilige haven zijn voor die gulle schenkers die werken schenken. Zodat zij weten dat ze niet weer verkocht worden."

Geduld
Ondanks de financiële slagkracht moest Dibbet toch heel geduldig zijn. "Geduld is binnen de kunstmarkt een van de belangrijkste dingen. Het mooie is: wanneer je voor het museum werkt, koop je voor de eeuwigheid. Dat betekent dat je als je iets nu niet krijgt, het misschien over 20 tot 30 jaar wel weer op de markt komt. En dat is natuurlijk anders dan bij een particuliere verzameling, waarbij je binnen je eigen levensspan moet opbouwen.”

In deze tijd is het volgens hem moeilijk om toch de topstukken te vinden. "Als mensen geld hebben, zien ze er geen reden in om hun werk te verkopen en blijven ze op hun kunst zitten. Als Rijksmuseum moet je hen verleiden om toch te verkopen", legt hij uit. "Particuliere verzamelaars, veelal in het buitenland, die kunst hebben en zeggen: waarom zou ik dit verkopen?"

Verlanglijstje
Er staat natuurlijk ook nog wat op zijn verlanglijstje. “Er is een prachtig schilderij van Jan Mostaert dat wij al sinds 2006 op het oog hebben. Maar er is ook een heel mooi schilderij van Jan de Bray in Edinburgh van een tweeling in een wiegje. Er zijn altijd schilderijen, zelfs binnen de rijke collectie van het Rijksmuseum, die mooi zouden zijn voor Nederland om te verwerven.”


Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen