Column Ben van der Burg | Omarm de hype van het internet der dingen
Nu we massaal uren per dag naar ons telefoonscherm staren, wil de technologiesector ons in een nieuwe hype laten geloven. Het heet de Internet of Things (IoT).
Denk aan slimme vorken, slimme koelkasten, slimme tandenborstels, slimme tennisrackets, slimme stofzuigers, slimme auto’s, slimme rompertjes, slimme teddyberen, je kunt het zo gek niet verzinnen of het zal in de toekomst aan het internet hangen.
Daarom lachten deze week de beleggers in het Nederlandse chipbedrijf NXP de tanden bloot omdat de koers omhoog schoot na de overname van branchegenoot Freescale. Ook in Barcelona waar de crème de la crème van de telecomwereld bijeen kwam, sprak men over IoT. De CEO van Orange voorspelt dat 50 miljard objecten in 2020 connected zullen zijn. Wie zijn tanden niet goed poetst kan dat keurig op zijn mobiel zien, als je baby gepoept heeft, krijg je een notificatie en je tennisracket vertelt of je de bal goed hebt geraakt. Nu gebeurt dit nog op kleine schaal, maar over een paar jaar vinden we dit net zo gewoon als het checken van buienradar op je mobiel.
Primair heb ik altijd de neiging om kritisch te zijn als belanghebbenden nieuwe hypes creëren. Want uiteindelijk wil NXP meer chips verkopen, Philips meer tandenborstels en Orange meer data. Ze willen ons laten ons geloven dat we meer controle over ons leven krijgen, als we onze spullen slim maken. Uiteindelijk zal deze belofte slechts gedeeltelijk ingelost worden. We blijven tenslotte mensen.
Al snel kom ik terecht bij mijn secundaire neiging. De neiging om zonder scepsis nieuwe hypes te omarmen. Blind meegaan met de stroom. Want uiteindelijk kristalliseert iedere hype zich uit. De kwantiteit aan IoT rotzooi, denk aan de talloze fitnessbandjes of massale hoeveelheden smartwatches die nu het levenslicht zien, zal uiteindelijk zorgen voor een betere kwaliteit van alle slimme devices.
Denk terug aan het boek Art & Fear van David Bayles dat we begin deze eeuw massaal lazen. In het boek stond het experiment van de docent die zijn klas verdeelde in een groep die zou worden afgerekend op kwantiteit. Hoe meer werkstukken ze produceerden hoe hoger het cijfer. De ander groep hoefde slechts één verslag te maken, de kwaliteit moest echter subliem zijn. Daar mochten ze het hele jaar over doen. Aan het einde van het jaar was het niveau van de kwantiteit-groep veel hoger dan dat van de kwaliteit-groep. De kwantiteit-groep had zoveel fouten gemaakt, zoveel geoefend, zoveel rotzooi geproduceerd, dat er vanzelf parels ontstonden.
Zo zal het met de tientallen miljarden slimme objecten ook vergaan. Veel rotzooi, maar daartussen parels die we zullen bewonderen en koesteren. Ze zullen ons laten geloven dat we meer controle over ons leven hebben gekregen.
Volg Ben van der Burg op Twitter: @ikbenechtben.