Blog | Oorlogspresident Obama
Hij kwam met de belofte een eind te maken aan het oorlog voeren. Het liep anders. Onder geen enkele Amerikaanse president is zo lang oorlog gevoerd als onder Barack Obama.
Toen Obama aantrad, erfde hij van zijn voorganger George W. Bush de oorlogen in Afghanistan en Irak, die beide in alle hevigheid woedden. Hij wilde daar zo snel mogelijk van af, of op zijn minst inpakken en wegwezen. Het scenario was ongeveer aldus: roep de overwinning uit, dan dragen we alle taken over aan lokale leiders en trekken ons terug. In het Amerikaanse politieke jargon: ‘declare victory and leave.’
In zijn inauguratietoespraak zei hij tegen vijanden en dictators: ‘Wij steken de hand uit als u bereid bent uw vuist te openen.’ Kort na zijn aantreden richtte hij zich, in een toespraak op de Universiteit van Cairo, rechtstreeks tot de islamitische wereld, met een fraai klinkende rede, getiteld ‘een nieuw begin,’ als contrast op het mantra van zijn voorganger, ‘de oorlog tegen het terrorisme'. Het leverde hem in 2009 de Nobelprijs voor de Vrede op, wat ook volgens Obama zelf nergens op sloeg. Dat geldt trouwens bijna altijd voor de dweperige actiegroep die deze prijs uitreikt. Het is ook de enige van de Nobelprijzen die in Noorwegen wordt toegekend – de andere prijzen zijn Zweeds. De voorzitter van het Noorse comité van destijds is trouwens ontslagen – en terecht.
Het is Obama niet gelukt zijn voornemen uit te voeren. De Amerikaanse strijdkrachten zijn wel uitgedund, maar blijven actief in beide landen, vooral in Irak, inclusief grondtroepen. Daar zijn de acties tegen IS in Syrië bijgekomen, ook daar – zijn uitdrukkelijke verzekering ten spijt – inclusief een troepenmacht van enkele honderden op de grond. Het gaat dan voornamelijk om ‘special forces,’ in het jargon van Washington niet hetzelfde als grondtroepen, maar dat is natuurlijk onzin. Ook in Libië de Amerikaanse krijgsmacht actief, en ook daar zijn – ondanks ontwijkende antwoorden in Washington – grondsoldaten bij betrokken. Hetzelfde geldt voor Pakistan, Somalië en Jemen.
Hij verslaat, gemeten in het aantal jaren van oorlog voeren, Abraham Lincoln (Burgeroorlog), Franklin Roosevelt en Harry Truman (Tweede Wereldoorlog), Harry Truman en Dwight Eisenhower (Korea), John Kennedy, Lyndon Johnson en Richard Nixon (Vietnam) en George W. Bush (Afghanistan en Irak). De vredespresident Barack Obama werd de oorlogspresident Barack Obama.
Het is, vanuit elk perspectief bekeken, een tragisch lot. Aan goede wil heeft het hem waarschijnlijk niet ontbroken. Wel aan inzicht. De toespraak in Cairo, mooi als die naar westerse smaak ook klonk, werd in de islamitische wereld met onverschilligheid, en zelfs enig sarcasme, ontvangen. Het waren mooie woorden, het klonk erg beleefd. ‘Mujamalat,’ luidde het commentaar in het Arabisch – mooi stukje vlees, maar nu het mes erin. Dus daar waar de boodschap moest aankomen, waren de reacties negatief. Een begaafd spreker als Obama, met zulke goede speechschrijvers, had minder rekening moeten houden met de Amerikaanse TV-kijker, en meer met de kijker in Irak of Irak.
Zijn meest dramatische fout blijft zijn dreigement om Syrië te bombarderen als het regime-Assad chemische wapens zou gebruiken, om vervolgens niet in actie te komen toen dat gebeurde. Obama verzet zich, volkomen begrijpelijk, tegen de redenering dat hij op dat moment het ontstaan, of in elk geval het snelle succes, van IS mogelijk heeft gemaakt. Gebrek aan actie op een essentieel moment creëerde een monster. Toen hij wél toesloeg, na de eerste YouTube-onthoofdingen door IS, was het te laat.