Tokkie Trump
Mar-a-Lago, het buitenhuis van Donald Trump in Florida, vormt een opmerkelijk contrast met het cynisme dat de nieuwe Amerikaanse president voortdurend aan de dag legt over – wat hij noemt – de elite.
Het kolossale paleis is het grootste en duurste huis in Palm Beach, dat toch waarachtig wel wat gewend is. Elitairder kan het niet. Ik logeer een weekje in ‘zijn’ straat, South Ocean Boulevard, en kijk mijn ogen uit.
Mar-a-Lago ligt aan een strook paleizen langs de Atlantische Oceaan, op een langwerpig eiland dat zo smal is dat de villa’s zowel aan zee als aan de lagune naar het vasteland liggen. De prijzen liggen tussen de twintig en zeventig miljoen dollar. Trump kocht Mar-a-Lago, gebouwd in opdracht van cornflakes-erfgename Marjorie Merriweather Post, met 128 kamers, 58 slaapkamers, 33 badkamers, een balzaal en een golfcourse, voor acht miljoen dollar, nadat hij eerst voor twee miljoen dollar een terrein aan de voorzijde van het paleis had verworven, met maar één doel: dreigen met het volbouwen van dat terrein, en dus het wegnemen van het spectaculaire uitzicht, waarmee hij de prijs omlaag joeg.
Trump maakte er een ‘country club’ van, die al evenmin past in het beeld van de cynicus die de elite minacht en er zelf maar niet in slaagt door de elite te worden opgenomen. Het entreebedrag voor lidmaatschap bedraagt 100.000 dollar, de jaarlijkse contributie is 14.000 dollar, uiteraard exclusief alle incidentele uitgaven, zoals eten, drinken, zwemmen, fitness en golfen. Maar in één opzicht zette Trump zich wél schrap tegen de elite: van meet af aan was in zijn club was iedereen welkom, ook zwarte en joodse leden. Dat was een schop tegen vele zere benen, want in de twee beroemdste clubs in Palm Beach, The Everglades en de naast Mar-a-Lago gelegen Bath & Tennis Club, zijn zwarte en joodse Amerikanen niet welkom – hoewel woordvoerders van beide dat nadrukkelijk ontkennen. ‘Die melden zich eenvoudig niet als aspirant-lid aan,’ is het commentaar. Tot ver na de Tweede Wereldoorlog was vrijwel heel Zuid-Florida ‘restricted,’ dus minderheden konden er geen onroerend goed kopen en waren ook dikwijls niet welkom in winkels. In die zin zijn The Everglades en de Bath & Tennis Club anachronismen: de stad telt inmiddels een groot aantal inwoners van niet-blank-protestantse afkomst.
Sinds Trump zijn buitenhuisje in 1986 kocht, heeft hij voortdurend met burgemeester en wethouders van Palm Beach overhoop gelegen, over zijn toelatingsbeleid voor leden, belastingen toen hij weer eens financieel aan de grond zat, zijn eis om er met zijn helikopter te kunnen landen en een verbod voor vliegtuigen om over zijn terrein te vliegen naar of van het nabij gelegen vliegveld Palm Beach International. Vrijwel al die processen heeft hij gewonnen, en wat nog werd betwist, zoals de vliegroute, is vanzelf opgelost, want inmiddels is Mar-a-Lago het ‘Winter Witte Huis’ van de nieuwe president, en dan geldt automatisch een verbod om er overheen te vliegen.
Ronduit koddig is de moeite die het bekakte Palm Beach heeft met deze luidruchtige, ordinaire kampioen van wat in de stad hartgrondig wordt veracht: nieuw geld. De buren wisten niet wat hen overkwam, toen Trump de verkiezingen won. Het is niet eens een partijpolitieke zaak, want hoewel Florida in meerderheid voor Trump stemde, was de provincie Palm Beach een van de uitzonderingen waar de Democraten ruim wonnen. Die buren zien de nieuwe president als een patserige Tokkie, een soort omhooggevallen zwerver, maar ze trekken nadrukkelijk aan het kortste eind.