Column Kustaw Bessems | Grapjes
Ze hadden een cartoon gemaakt, Marokkaanse moskeeën. Over Geert Wilders die een soort bom was en moslims die intussen verder bouwden aan Nederland. Geinig, zo reageerde Wilders, en hij verwees naar zijn reclamespotje op tv waarin hij cartoons van Mohammed gaat laten zien. "Ook heel leuk", zei hij daarover.
Het was allebei niet waar. Die tekening van de moskeeën is niet geinig. Braaf, nikszeggend. En die Mohammedcartoons - ik zal tot in het oneindige het recht verdedigen om ze te maken hoor - maar dijenkletsers zijn het niet. Te verbeten.
Dat geldt ook voor Wilders zelf. Je kunt het je al bijna niet meer voorstellen maar toen hij net voor zichzelf begon in de politiek moesten vriend en vijand om hem lachen. Een beetje met de hand voor de mond en een beetje zo van: ohohohoh. Maar toch, zijn tekstschrijver Martin Bosma was de geestigste van het Binnenhof. Dat is voorbij. Bosma en Wilders zijn tegenwoordig een en al wrok en grimmigheid. Die gaan met relativering en spot niet samen.
Er is meer dat het lachen doet vergaan.
De dreiging van jihadisten en de haatpolitiek van de PVV zijn onvergelijkbare grootheden maar één effect hebben ze gemeen: ze maken dat mensen elkaar niet meer vertrouwen. En voor een grap is een beetje vertrouwen nodig. Als een wildvreemde op straat op mij af stapt en zegt dat ik een rare kwibus ben, een eikel, een hork, een gierige jood, een klootzak en dat hij me haat ben ik misschien wat van mijn apropos. Alle keren dat mijn vrienden en familie dat tegen me zeiden wist ik weer hoe veel ze van me houden.
Gerard Cox werd pas van racisme beschuldigd omdat hij een grap had gemaakt over allochtonen. Hij verweerde zich door meer grappen te noemen die hij maakt. Bijvoorbeeld als hij een voetbalwedstrijd fluit tussen een rode en een blauwe ploeg. Hij roept dan ’ingooi rood’ of ’ingooi blauw’ maar bij een zwarte speler ook wel eens ’ingooi zwart’. Iemand anders wees bij wijze van goed voorbeeld op de film de Marathon waarin een van oorsprong Egyptische monteur door zijn collega’s de kameel wordt genoemd.
Het is het soort grappen waarvan ik de toon wel uit mijn jeugd in Rotterdam ken, het soort dat zegt: we zien wel een verschil maar dat boeit ons zo weinig, we zijn er zo mee op ons gemak, we kunnen er zelfs flauw over doen. We maken je belachelijk, juist omdat je vanzelfsprekend een van ons bent. Punt is dat dat alleen werkt als beide partijen, grappenmaker en onderwerp, helemaal zeker weten dat het stiekem niet echt discriminerend is bedoeld.
Dat vertrouwen is er almaar minder. En geen wonder. De flutonderzoekjes van minister Asscher zijn niet eens nodig om te weten dat in verschillende bevolkingsgroepen slecht over andere groepen wordt gedacht. En dat sommige groepen kwetsbaarder zijn dan andere. Over een bedreigd politicus is het ook moeilijker moppen tappen trouwens.
Voordat de grove grappen weer ontspannen vallen, moeten we eerst betere vrienden worden.