'Lage vergoeding eist tol eerstelijns logopedie'
Het vak van logopedist dreigt steeds minder aantrekkelijk te worden door de lage vergoedingen en hoge werkdruk. Betere beschikbaarheid van kennis en een stevig beroep op de zorgverzekeraars moeten het vak weer aantrekkelijker maken, zeggen Michel Dutree en Karin Neijenhuis in BNR Beter. Zeker in de eerstelijns zorg.
Praktijken moeten hun deuren sluiten en scholen en consultatiebureaus laten de zorg van de logopedist vaak schieten. Dat heeft grote gevolgen voor de zorg voor taal en communicatie en voor de behandeling van verschillende verwante aandoeningen. Want logopedisten zijn sleutelfiguren voor mensen met slikklachten, mensen die na een hersenberoerte bijvoorbeeld afasie hebben en ook mensen met parkinson hebben ontzettend veel baat bij goede logopedie, zegt Michel Dutrée, voorzitter van NVLF, de beroepsvereniging voor logopedisten.
Hoofd boven water
Ook de toenemende druk van verzekeraars om alles te verantwoorden trekt een steeds grotere wissel op met name logopedisten met vrije praktijken in de eerste lijn, zegt Dutrée. 'Op zich is daar niets mis mee, want een logopedist wil graag laten zien hoe zijn vak in elkaar zit en wat hij allemaal doet met zijn patiënten. Maar iedere zorgverzekeraar wil het op zijn manier en voor een heel laag bedrag, dus het is steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden.'
Het lijkt tegenwoordig wel of je per definitie naïef bent als je betrokkenheid bij je werk toont, constateert Dutrée. Standaard zitten logopedisten 25 procent onder het aanbevolen tarief van zorgautoriteit NZa. 'Als je weigert een nieuw contract te tekenen met een zorgverzekeraar, gaat zomaar een ander ervandoor met een deal. Dat klinkt erg wrang voor iemand die vol passie zijn vak wil uitoefenen en zijn praktijk wil runnen. Je wilt het graag goed doen, maar de kosten lopen alleen maar verder op en de inkomsten dalen, dus op een gegeven moment gaat het niet meer.'
Failliete praktijken
Sinds ook de logopedie per 1 januari 2017 te maken kreeg met vrije tarieven, daalden de vergoedingen van verzekeraars nog verder. Daar valt volgens Dutrée met de verzekeraars best serieus over te praten, maar zolang logopedisten blijven tekenen, is er voor wat hen betreft weinig aan de hand. 'Zodra mensen niet meer tekenen, kan er een probleem zijn. In sommige regio's gaan inderdaad praktijken failliet, maar zolang de verzekeraars nog aan hun zorgplicht kunnen voldoen, is er wat hen betreft niets aan de hand.'
Volgens Karin Neijenhuis, logopedist en gepromoveerd aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, is het heel belangrijk dat de beroepsgroep zelf meewerkt aan goed praktijkgericht onderzoek - zij gaan er ten slotte mee aan de slag. Maar hoewel ze hele goede ideeën hebben over mogelijke verbeteringen, missen ze de tijd en de ruimte om in het onderzoek te participeren. 'Het zijn allemaal heel bevlogen mensen, maar mensen met een eigen praktijk zie ik niet zo veel op congressen, omdat ze altijd druk zijn met hun eigen cliëntenbestand.'
Eerstelijns zorg
Neijenhuis hoopt via haar lectoraat Zorg voor Communicatie aan de Hogeschool van Rotterdam meer te kunnen betekenen voor de hele beroepsgroep. Ook ondernemerschap krijgt steeds meer aandacht, om te voorkomen dat logopedisten en masse van de eerstelijns zorg overstappen naar instellingen. 'Een logopedist in een eigen praktijk verdient gemiddeld slechts 15 euro per uur. Studenten aan onze opleiding staan voor de keuze om in een praktijk te werken met alle regeldruk en lage salarissen, of toch voor een instelling te kiezen als er een vacature voorbijkomt.'
In een instelling is het op het eerste gezicht eenvoudiger om tijd vrij te maken voor verdere professionalisering en bezoek aan congressen. Toch is het streven in onderzoeksland volgens Neijenhuis ook om te zoeken naar 'tools' om mensen in de praktijk te ondersteunen. Een ambitie die Dutrée van harte onderschrijft. 'De eerste lijn is erg belangrijk voor de diagnose van jonge kinderen. Als die uitsterft hebben we echt een heel groot probleem.'