BNR Juridische Zaken | Snellere rechtspraak onhaalbaar
Als het aan minister Opstelten ligt worden alle civiele rechtszaken in de toekomst een stuk sneller afgehandeld. Een strak regime met strenge termijnen moet de doorlooptijd verlagen van 24 tot 16 weken. Maar hoe haalbaar is dat?
De rechtbank in Den Haag experimenteerde een jaar lang met het snellere recht. Hoogleraar rechtspleging Margreet Ashmann van de Universiteit Leiden onderzocht het verloop van die pilot. De snellere doorlooptijden werden gehaald, maar Ahsmann waarschuwt toch dat de beloftes van snellere rechtspraak gedoemd zijn teleur te stellen.
Minister Opstelten wil de versnelling van de rechtspraak realiseren door strakkere termijnen te handhaven. Binnen die termijnen moeten advocaten bijvoorbeeld hun stukken aanleveren en verschijnen de eiser en gedaagde voor de rechter. Maar volgens Ahsmann is het strenger hanteren van kortere termijn niet de manier om tijdswinst te behalen. De reden dat het gedurende de pilot wel lukte om zaken binnen 16 weken af te handelen, ligt volgens haar vooral aan het feit dat er betrekkelijk eenvoudige zaken geselecteerd werden.
Ze voorziet problemen bij complexere zaken waarbij bijvoorbeeld getuigen opgeroepen moeten worden. ‘’Die strakke termijn betekent dat rechter zaak sneller op zitting krijgt. Daardoor heeft de rechter in de aanloop van een zaak weinig op datgene wat hij op zitting krijgt. Het kan dan voorkomen dat hij op zitting erachter komt dat er belangrijke stukken ontbreken’’. Als de rechter die stukken dan alsnog wil opvragen leidt dat uiteindelijk toch weer tot vertraging.
Voor het hele onderzoek naar de Haagse pilot: evaluatierapport